Laden...

Gezin moet woning in Aarle-Rixtel verlaten

Dit is een afdruk van een pagina op Rechtspraak.nl. Kijk voor de meest actuele informatie op Rechtspraak.nl (http://www.rechtspraak.nl). Deze pagina is geprint op 01-01-1970.

Skip Navigation LinksRechtbank Oost-Brabant > Nieuws > Gezin moet woning in Aarle-Rixtel verlaten
's-Hertogenbosch, 01 september 2016

Een vrouw en haar 2 zonen moeten op 1 november aanstaande hun huurwoning in Aarle-Rixtel hebben verlaten. Dat bepaalde de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant vandaag. Het gezin verblijft onrechtmatig in de woning.

De vrouw trok in maart 2015 met haar zonen in bij haar moeder in Aarle-Rixtel. Toen de moeder 1,5 maand later overleed, deed de vrouw een verzoek bij de woningbouwstichting om de huurovereenkomst van de sociale huurwoning te mogen overnemen. In november vorig jaar liet de stichting via een brief weten dat de huurovereenkomst per 1 juli was geëindigd en dat die overeenkomst niet kan worden voortgezet, omdat er geen sprake zou zijn van een duurzame gemeenschappelijke huishouding. De vrouw kreeg wel tot 1 maart 2016 de tijd om een nieuwe woning te zoeken. Deze termijn werd tussentijds verlengd tot 1 augustus na een akkoord tussen beide partijen in een zogenaamde beëindigingsovereenkomst. Omdat de woning op die datum niet was ontruimd, verzocht de woningbouwstichting de vrouw via de kantonrechter de woning alsnog te verlaten.

De stichting wijst op de beëindigingsovereenkomst waarin is vastgelegd dat de vrouw haar woning vóór 1 augustus 2016 zou verlaten. De vrouw stelt dat de stichting bij het aangaan van die overeenkomst zou hebben toegezegd of in ieder geval de indruk zou hebben gewekt, haar te zullen begeleiden naar een andere woning. De vrouw reageerde inmiddels zonder succes op ruim 130 woningen.

De kantonrechter oordeelt dat de vrouw onvoldoende heeft aangetoond dat er bij het aangaan van de overeenkomst toezeggingen zijn gedaan door de stichting over het verkrijgen van een andere woning. De stichting spreekt ook tegen dat dergelijke garanties zijn geboden. De kantonrechter stelt de stichting daarom in het gelijk en bepaalt dat de vrouw en haar zonen zonder recht of titel in de woning verblijven.
Het zou volgens de vrouw in strijd zijn met de redelijkheid en billijkheid om haar en haar zonen per direct uit de woning te zetten. Te meer nu 1 kind behoefte heeft aan structuur vanwege een verstandelijke beperking. De kantonrechter oordeelt dat die omstandigheden, hoe betreurenswaardig ook, geen grond zijn om de ontruiming af te wijzen. De vrouw is er sinds januari mee bekend dat ze op 1 augustus had moeten vertrekken. De kantonrechter gunt haar tot 1 november 2016 de tijd om de woning alsnog te verlaten. Hiermee wordt voldoende tegemoet gekomen aan haar belangen om een andere woning te kunnen vinden, waarbij in het bijzonder rekening wordt gehouden met het feit dat de kinderen bij een verhuizing wellicht van school moeten wisselen.

Uitspraken