Voor wat betreft de verdenkingen van omkoping en valsheid in geschrifte oordeelt de rechtbank dat er geen onduidelijkheid bestaat over de intentie van NS om de openbare aanbesteding binnen te halen en was duidelijk dat daarbij behoefte was aan iemand met regionale kennis. Besloten werd de toenmalige regiodirecteur van Veolia te benaderen om af te tasten of hij naar NS wilde overstappen. Dat bleek het geval. De directeur was echter gebonden aan een non-concurrentiebeding. Daarop werd besloten hem op een zodanige manier werkzaamheden voor NS te laten verrichten dat naar buiten toe -en met name voor Veolia- minder zichtbaar zou zijn dat hij werkzaamheden voor de concurrent verrichtte. Daartoe werd een juridische constructie opgezet waarbij Qbuzz hem zou inhuren via een adviesbureau. Nadat het non-concurrentiebeding zou zijn geëindigd, zou hij in dienst treden als regiodirecteur van Qbuzz.
Volgens de rechtbank werd via deze constructie mogelijk het non-concurrentiebeding overtreden en kan er zelfs sprake zijn van onrechtmatig handelen van onder meer Qbuzz richting Veolia. Maar dat betekent nog niet zonder meer dat het handelen ook strafbaar is. Daarvoor is nodig dat het handelen valt binnen een delictsomschrijving uit het wetboek van Strafrecht. En dat is hier niet het geval. Het staat partijen namelijk vrij om binnen de grenzen van de wet afspraken met elkaar te maken. Zo’n afspraak kán strafbaar zijn als hij valselijk wordt gemaakt, in strijd met de werkelijkheid en met het doel te misleiden, maar dat is hier niet aangetoond.
Voor wat betreft het verwijt van het omkopen van de voormalig directeur van Veolia, overweegt de rechtbank dat waar het gaat om het werken in strijd met het non-concurrentiebeding als het bij de omkoping bedongen doen of nalaten door de directeur, dit gebeurd is in de periode waarin hij niet meer als directeur werkte voor Veolia. Hij kan daarom ook niet worden veroordeeld voor het “doen of nalaten in zijn betrekking, te weten in de uitoefening van zijn functie als directeur van Veolia”. Dat het OM stelt dat de man ook na zijn vertrek bij Veolia verplichtingen had vanwege het non-concurrentiebeding, is volgens de rechtbank een ontoelaatbare uitbreiding van de wettekst.
Los van de vraag of de man tijdens of na zijn contract met Veolia in strijd met zijn geheimhoudingsplicht bedrijfsvertrouwelijke informatie bekend heeft gemaakt, is volgens de rechtbank niet aangetoond dat dit te maken had met het aanbod om over te stappen naar de NS c.q. het aanbestedingsteam van Qbuzz. Uit het opsporingsonderzoek blijkt niet dat Qbuzz als tegenprestatie van hun aanbod van de directeur verwachtte dat hij bedrijfsvertrouwelijke informatie van Veolia zou delen met het aanbestedingsteam waarvan hij deel zou gaan uitmaken.