De rechtbank oordeelt dat de zwemschoolhouder een aantal bijzondere voorwaarden heeft overtreden. Zo was hij onvoldoende coöperatief tegenover zijn begeleiding in de wooninstelling. Daarnaast overlegde de man niet tijdig met de reclassering in zijn zoektocht naar werk. Hij heeft volgens de rechtbank niet gericht gesolliciteerd naar werk met kinderen. Ook moest de man een enkelband dragen om te controleren of hij zich bevond in gemeentes die vielen onder het locatieverbod. Doordat zijn enkelband uitviel was de man korte tijd niet bereikbaar voor de reclassering. Daarbij merkt de rechtbank wel op dat hij toen met toestemming van de reclassering op bezoek was in Duitsland en uit niets blijkt dat hij de intentie had ontraceerbaar te zijn. Ook belde hij zelf met de reclassering toen zijn enkelband uitviel.
De rechtbank stelt verder vast dat de man zich aan de overige voorwaarden heeft gehouden, waaronder het locatieverbod bij twaalf gemeenten, het verbod in de buurt te zijn van openbare zwemgelegenheden en het contactverbod met slachtoffers en hun ouders.
De overtredingen van de bijzondere voorwaarden zijn voor de rechtbank reden de voorwaardelijke invrijheidstelling gedeeltelijk te herroepen. De feiten en omstandigheden van de overtredingen waardeert de rechtbank deels anders dan de officier van justitie en daarom komt de rechtbank tot een kortere periode.