De man bezocht in januari 2016 een prostituee in Eindhoven. Daar probeerde hij de vrouw onder bedreiging met een mes geld afhandig te maken.
Bij het bepalen van de straf weegt de rechtbank onder meer mee dat het slachtoffer zich in een uiterst kwetsbare positie bevond. Het spreekt voor zich dat zij angstig moet zijn geweest en dat het gewelddadige incident gevoelens van onrust, angst en onveiligheid bij haar en haar collega’s heeft veroorzaakt. Enkel door het daadkrachtig optreden van de vrouw is de beroving niet voltooid. De rechtbank neemt het de man kwalijk dat hij de beroving zorgvuldig heeft voorbereid. Daar komt nog bij dat hij de ernst van zijn strafbaar handelen niet (volledig) lijkt in te zien. Anderzijds weegt mee dat hij nooit eerder met politie en justitie in aanraking is geweest.
De rechtbank concludeert op basis van onderzoeken van gedragsdeskundigen en de reclassering dat de man verminderd toerekeningsvatbaar is vanwege een autistische stoornis, een posttraumatische stress stoornis en een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling. De rechtbank volgt hen ook in het advies het adolescentenstrafrecht toe te passen, dan is namelijk een pedagogische aanpak mogelijk.
De man krijgt naast de jeugddetentie een voorwaardelijke plaatsing in een jeugdinrichting opgelegd. Alleen als hij zich tijdens de proeftijd van 2 jaar houdt aan diverse bijzondere voorwaarden, hoeft hij na de detentie niet te worden opgenomen. Zo moet hij zich laten begeleiden door de reclassering en zich klinisch laten behandelen.