De toen minderjarige verdachte wilde uit een tuin in ’s-Hertogenbosch hennepplanten stelen, maar werd daarbij betrapt door de buurman. De buurman rende de vluchtende verdachte achterna waarna een worsteling ontstond. Hierbij stak de verdachte met een mes meerdere keren in op het slachtoffer, die levensgevaarlijk gewond raakte aan zijn hoofd, rug en buik.
De politie kwam de verdachte in december 2013 op het spoor door een tip van zijn vader. De man deed bij de politie aangifte tegen zijn zoon die hem zou hebben willen aanrijden met zijn auto. De man vertelde dat zijn zoon “wel meer had gedaan” en verklaarde over het steekincident in 2008.

De rechtbank oordeelt op basis van onder meer de verklaringen van de vader, het slachtoffer en vingerafdrukken van de verdachte op aangetroffen vuilniszakken waarin de hennepplanten zaten, dat het de verdachte was die het slachtoffer heeft gestoken. Omdat de inmiddels 22-jarige man daarmee de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer zou overlijden, is hij veroordeeld voor een gekwalificeerde poging tot doodslag.

De rechtbank weegt bij het bepalen van de straf mee dat het slachtoffer levensbedreigende verwondingen opliep waarvan de littekens tot op heden nog letterlijk zichtbaar zijn, ook na de noodzakelijke plastische chirurgie. Er is sprake van blijvende fysieke en cosmetische schade door deze littekens in onder meer het gezicht. Als gevolg van het letsel heeft het slachtoffer nog altijd pijn en is hij verminderd mobiel. Het delict heeft daarnaast voor psychisch letsel gezorgd, want het slachtoffer voelt zich onveilig en angstig wat zich onder meer uit in slapeloosheid. De verdachte heeft zich niet om deze gevolgen van zijn handelen bekommerd. Bovendien is hij na 2008 meerdere keren veroordeeld voor vermogensdelicten.

De verdachte is berecht onder het jeugdstrafrecht omdat hij ten tijde van het delict 14 jaar was. Bij het jeugdstrafrecht gelden andere, veelal lagere richtlijnen voor het bepalen van de straf. Zo kan er bij verdachten tot 16 jaar maximaal 1 jaar jeugddetentie worden opgelegd. Ook wordt veel belang gehecht aan wat de straf betekent voor de persoonlijke ontwikkeling van een minderjarige.
De rechtbank acht in dit geval een jeugddetentie van 210 dagen passend, maar brengt 11 dagen in mindering omdat de redelijke termijn is overschreden. De verdachte werd in december 2013 voor het eerst verhoord door de politie en het Openbaar Ministerie legde de zaak uiteindelijk in januari 2016 voor aan de strafrechter. De rechtbank vervangt de jeugddetentie door een onvoorwaardelijke gevangenisstraf omdat de verdachte inmiddels 22 jaar is en de rechtbank jeugddetentie niet passend acht. Naast de celstraf moet de verdachte een schadevergoeding van 4.787,16 euro betalen aan het slachtoffer.