De gemeente Eindhoven vindt al jarenlang dat diverse parkeerbedrijven rondom de luchthaven in strijd handelen met het bestemmingsplan, dat commercieel parkeren verbiedt in de omgeving. In mei kreeg een bedrijf dat op het vliegveld kluisjes verhuurt, en daarbij een gratis parkeerplek geeft, een dwangsom opgelegd van 10.000 euro per overtreding met een maximum van 120.000 euro. Dit bedrijf vroeg de gemeente vervolgens om ook andere parkeerbedrijven aan te pakken. De gemeente legde in september jl. dezelfde dwangsom op aan een ander parkeerbedrijf. Dat bedrijf maakte bezwaar bij de gemeente en stapte begin november naar de voorzieningenrechter. 

Volgens het parkeerbedrijf passen haar activiteiten wel binnen het bestemmingsplan. Reizigers leveren bij het bedrijf hun auto in die vervolgens door een medewerker van het bedrijf elders wordt geparkeerd (valetservice). Alleen de afgifte van de auto's vindt op het perceel bij de luchthaven plaats, maar dat zou volgens het bedrijf geen probleem zijn. De gemeente stelt dat het bedrijf in overtreding is omdat zij vanuit het pand en op het omliggende terrein parkeerfaciliteiten aanbiedt.

De voorzieningenrechter volgt de redenering van de gemeente dat sprake is van een overtreding. Bij het aannemen van de auto's is sprake van parkeren. De valetservice is daardoor in strijd met het bestemmingsplan. Het vanuit het kantoor organiseren van shuttlevervoer is dat echter niet. Daartegen mocht de gemeente niet optreden. De gemeente heeft vier ondernemingen die betrokken zijn bij de valetservice terecht als overtreders aangemerkt. Omdat er vier overtreders zijn kunnen de dwangsommen oplopen tot 480.000 euro. Omdat de ondernemingen bij elkaar horen valt niet uit te sluiten dat de dwangsom daardoor disproportioneel is. Ook dient de gemeente in het besluit op het bezwaar van het bedrijf nog een standpunt in te nemen over de stelling van het bedrijf dat de handelwijze van de gemeente en de lasten onder dwangsom tot gevolg hebben dat het mededingingsrecht wordt geschonden.

De voorzieningenrechter concludeert dan ook dat niet zonder meer vaststaat dat de dwangsombesluiten in stand kunnen blijven. Omdat niet valt uit te sluiten dat het bedrijf haar deuren moet sluiten door het mislopen van inkomsten voordat de gemeente op het bezwaarschrift van het bedrijf heeft beslist, ziet de rechter reden een voorlopige voorziening te treffen. Er worden geen dwangsommen verbeurd totdat de gemeente heeft beslist op het bezwaar van het bedrijf.