Volgens de rechtbank mag een politicus en volksvertegenwoordiger ernstige misstanden aan de kaak stellen, zeker als het gaat om misbruik van publieke middelen. Maar in dit geval had de verdachte een minder vergaand middel kunnen gebruiken om zijn doel te bereiken. Het gaat namelijk om ernstige beschuldigingen waarmee voorzichtig en zorgvuldig had moeten worden omgegaan. De verdachte had het manifest aan de Commissaris van de Koning en de statengriffier kunnen geven, zodat onderzoek kon worden ingesteld naar deze beschuldigingen. Bovendien gebruikte hij kwetsende bewoordingen in het manifest. De rechtbank concludeert dan ook dat de uitlatingen - gelet op de gebruikte taal en de wijze waarop de uitlatingen naar buiten zijn gebracht - onnodig grievend waren. Dit betekent dat het manifest, ondanks dat de in de tenlastelegging opgenomen beschuldigingen juist waren en dit een ernstige misstand betreft, een smadelijk karakter hebben.
De 64-jarige partijgenoot stelde het manifest mede op. Hij deed dit naar eigen zeggen echter vanuit de overtuiging dat de medeverdachte dit alleen naar de Commissaris van de Koning zou sturen. Er zijn geen bewijzen dat de partijgenoot een bijdrage leverde aan het bekendmaken van het manifest binnen een bredere kring van willekeurige derden of wist dat het manifest ook naar de media zou worden gezonden. De rechtbank spreekt hem daarom vrij van smaad.