De voorzieningenrechter oordeelt dat de burgemeester zijn besluit onvoldoende heeft gemotiveerd. Volgens de bewoner is, nu de huurder is vertrokken, de gevaarlijke situatie in de woning hersteld. Verder voerde de bewoner aan dat hij sinds 1983 onderverhuurt, dit de eerste keer is dat hij met een dergelijk incident wordt geconfronteerd en hij vanaf nu strenger gaat controleren bij zijn huurders. Over die gestelde omstandigheden heeft de burgemeester zich nog niet voldoende uitgelaten. De rechter oordeelt dat het onvoldoende is om in deze situatie er op te wijzen dat sprake is van een zeer ernstige overtreding, zoals de burgemeester heeft gedaan. De burgemeester moet nu beoordelen of hij in wat de bewoner heeft gesteld, aanleiding ziet om van de sluiting af te zien. De burgemeester moet bij zijn oordeel rekening houden met zijn handhavingsbeleid, dat er op is gericht om te voorkomen dat een woning opnieuw voor drugshandel wordt gebruikt. Gelet hierop en op de verstrekkende gevolgen die een woningsluiting met zich brengt, laat de voorzieningenrechter het belang van de bewoner – om toegang tot zijn woning te hebben tijdens de bezwaarprocedure – zwaarder wegen dan het belang van de burgemeester. Dit betekent dat de woning niet mag worden gesloten totdat de burgemeester op het bezwaar heeft beslist.