Toch krijgt het college niet geheel gelijk. Bij de tweede keer dat de man niet verscheen, had hij zich vooraf ziek gemeld. Het college twijfelde of betrokkene wel echt ziek was, maar vroeg hem niet om dat te onderbouwen. Het is dan onzorgvuldig en niet goed gemotiveerd om er van uit te gaan dat het betrokkene te verwijten valt dat hij niet was verschenen. Daarom mocht de tweede maatregel niet opgelegd worden. Bij de vierde, uniforme maatregel was het college uitgegaan van herhaling, dat wil zeggen dat eerder een uniforme maatregel was opgelegd. Maar dat was niet het geval omdat er een maatregel uit de gemeentelijke verordening was opgelegd. Daarom wordt de vierde maatregel verlaagd naar één maand geen uitkering. De eerste maatregel blijft staan. Over de derde geeft de Centrale Raad van Beroep geen oordeel, omdat daartegen geen hoger beroep was ingesteld.
De uitkomst is dat betrokkene wegens het een paar keer niet verschijnen op de oproep één maand 30% gekort wordt op zijn bijstand en twee maanden helemaal geen bijstand ontvangt. Daarnaast moet het college Rotterdam de man drie maanden bijstand die eerder niet was uitbetaald, nabetalen met wettelijke rente.
De Centrale Raad van Beroep is de hoogste rechter op het gebied van het sociale bestuursrecht, het ambtenarenrecht en delen van het pensioenrecht. Het oordeel in deze zaak is een eindoordeel. Partijen kunnen tegen deze uitspraak dan ook geen hoger beroep instellen.