Laden...

Loongerelateerde WGA-uitkering ten onrechte na bezwaar alsnog ingetrokken

Dit is een afdruk van een pagina op Rechtspraak.nl. Kijk voor de meest actuele informatie op Rechtspraak.nl (http://www.rechtspraak.nl). Deze pagina is geprint op 01-01-1970.

Skip Navigation LinksCentrale Raad van Beroep > Nieuws > Loongerelateerde WGA-uitkering ten onrechte na bezwaar alsnog ingetrokken
Utrecht, 15 september 2015

De Centrale Raad van Beroep oordeelt in zijn uitspraak van 4 september 2015 dat het de uitdrukkelijke bedoeling van de wetgever is geweest voor de beëindiging van de loongerelateerde WGA-uitkering (LGU) een afzonderlijke, van de hoofdregel voor beëindiging van de arbeidsongeschiktheidsuitkering afwijkende, regeling te treffen. Als de wetgever een inbreuk op die regel aanvaardbaar zou hebben geacht, dan had het voor de hand gelegen dat de wetgever daar expliciet bij had stilgestaan.

Bij primair besluit heeft het UWV vastgesteld dat appellante vanaf 25 juli 2011 tot 25 maart 2013 recht heeft op een LGU. Na bezwaar heeft het UWV vastgesteld dat de mate van arbeidsongeschiktheid per 25 juli 2011 minder dan 35% bedraagt. Bij het bestreden besluit heeft het UWV het primair besluit ingetrokken en de aan appellante toegekende LGU ingetrokken met ingang van twee maanden na de datum van het bestreden besluit.
De Raad stelt voorop dat het feit dat het UWV in plaats van de ingetrokken LGU een WW-uitkering heeft toegekend, niet betekent dat appellante geen belang zou hebben bij de beoordeling van haar hoger beroep. Het bestreden besluit heeft tot gevolg dat de in artikel 55 Wet WIA gestelde termijn van vijf jaar voor de melding van toegenomen arbeidsongeschiktheid op een vroeger tijdstip eindigt dan het geval zou zijn in de situatie dat haar LGU doorloopt tot de in het besluit van 25 juni 2011 bepaalde einddatum.
 
Partijen zijn verdeeld over de uitleg van artikel 56 lid 2 Wet WIA. Op grond van artikel 56 lid 1 onder a Wet WIA eindigt het recht op een WGA-uitkering op de dag dat de verzekerde niet meer gedeeltelijk arbeidsongeschikt is. Op grond van lid 2 eindigt het recht op een WGA-uitkering van de verzekerde wiens mate van arbeidsongeschiktheid lager is dan 35%, in afwijking van lid 1 onder a, twee maanden na de dag dat hij niet langer gedeeltelijk arbeidsongeschikt is, maar niet eerder dan op de dag dat de LGU eindigt. Uit deze wettelijke bepaling en de daarop gegeven toelichting blijkt dat het de uitdrukkelijke bedoeling van de wetgever is geweest voor de beëindiging van de LGU een afzonderlijke, van de hoofdregel voor beëindiging van de arbeidsongeschiktheidsuitkering afwijkende, regeling te treffen. Als de wetgever, zoals het UWV voorstaat, een inbreuk op die regel aanvaardbaar zou hebben geacht in een situatie als thans in dit geschil aan de orde is, dan had het voor de hand gelegen dat de wetgever daar expliciet bij had stilgestaan. Dat is niet gebeurd. Het aan het bestreden besluit neergelegde standpunt is daarom niet in overeenstemming met artikel 56 lid 2 Wet WIA. De aangevallen uitspraak moet worden vernietigd, evenals het bestreden besluit, voor zover hierbij het besluit van 25 mei 2011 is ingetrokken en de aan appellante toegekende LGU is ingetrokken. Opgemerkt wordt nog dat ter zitting namens het UWV is meegedeeld dat het UWV na het nemen van het bestreden besluit landelijk beleid heeft opgesteld dat is neergelegd in de UWV-richtlijnen bezwaarproces waarin, anders dan het standpunt waarop het bestreden besluit berust, is bepaald dat een LGU, ook indien in bezwaar de mate van arbeidsongeschiktheid wijzigt naar minder dan 35%, niet eerder eindigt dan op de einddatum van die (toegekende) uitkering. Hieruit blijkt dat het standpunt van het UWV in overeenstemming is met het oordeel van de Raad.
 
De Centrale Raad van Beroep is de hoogste rechter op het gebied van het sociale bestuursrecht, het ambtenarenrecht en delen van het pensioenrecht.
 
Dit is een nieuwsbericht op basis van de genoemde uitspraak van de Centrale Raad van Beroep. Bij verschil tussen dit nieuwsbericht en de volledige uitspraak is laatstgenoemde beslissend.

Uitspraken