Laden...

Nieuwsbrief Jurisprudentie CRvB

Dit is een afdruk van een pagina op Rechtspraak.nl. Kijk voor de meest actuele informatie op Rechtspraak.nl (http://www.rechtspraak.nl). Deze pagina is geprint op 01-01-1970.

Skip Navigation LinksOrganisatie > Centrale Raad van Beroep > Nieuwsbrief Jurisprudentie CRvB

Nummer 10, gepubliceerde uitspraken oktober, jaargang 2024

Dit nummer bevat een selectie van uitspraken die, op een uitzondering na, in oktober 2024 zijn gepubliceerd.

De uitspraken worden per (deel)rechtsgebied aangeboden. Door in onderstaande inhoudsopgave op het onderwerp van voorkeur te klikken komt u direct bij de uitspraken op het desbetreffende rechtsgebied. De essentie van de uitspraak wordt beknopt weergegeven. De link onder het ECLI-nummer leidt door naar de volledige tekst van de uitspraak. 

Afzender: Wetenschappelijk Bureau, afdeling Informatie, Documentatie en Bibliotheek.
Uw reactie graag naar: wb@rechtspraak.nl

 Inhoud nieuwsbrief

>Alles uitklappen
  • ECLI:NL:CRVB:2024:1854

    Schadevergoeding. Eerder besluit niet onrechtmatig. Nieuw medisch rapport is nieuw feit.

    De omstandigheid dat het Uwv op basis van het rapport van Poelstra tot het oordeel is gekomen dat appellante wel met ingang van 27 oktober 2014 recht heeft op een WIA‑uitkering en alsnog met terugwerkende kracht een WIA‑uitkering heeft toegekend, betekent niet dat er sprake is van een intrekking van het besluit van 18 september 2014 omdat dit onrechtmatig zou zijn. Het Uwv heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat het rapport een nieuw feit is. Dit rapport levert immers een nieuw inzicht op over de medische situatie en de daaruit voortvloeiende beperkingen van appellante rond 27 oktober 2014. Met deze informatie kon het Uwv bij het nemen van het besluit van 18 september 2014 geen rekening houden. Dit betekent dat het besluit van 18 september 2014 niet als onrechtmatig moet worden aangemerkt en dat het Uwv alleen al hierom niet kan worden veroordeeld tot vergoeding van schade in verband met dat besluit.

    Awb art. 8:88

     

    ECLI:NL:CRVB:2024:1889

    Schending art. 8:57 lid 1 Awb door de rechtbank. Ten onrechte zitting achterwege gelaten.

    De Raad oordeelt dat de rechtbank ten onrechte een zitting achterwege heeft gelaten. De gemachtigde van appellante heeft door te reageren op het verzoek van de rechtbank in ieder geval niet 'passief' toestemming verleend voor het achterwege laten van een zitting. Gelet op de inhoud van die reactie, heeft hij daarvoor ook actief geen toestemming verleend. Daarom heeft de rechtbank ten onrechte afgezien van het horen van appellante op zitting. In hoger beroep heeft appellante alsnog de gelegenheid gehad om haar standpunten mondeling toe te lichten. Appellante is door de schending van art. 8:57 lid 1 Awb dan ook niet benadeeld.
    Awb art. 8:57

     

     

    ECLI:NL:CRVB:2024:1962

    Dwangsom niet tijdig beslissen. Geen afzonderlijke dwangsommen bij tweede ingebrekestelling. Schadevergoeding redelijke termijn.

    Niet in geschil is dat de ingebrekestellingen van 1 april 2020 en 1 mei 2020 dezelfde procedure betreffen. Het gaat in beide gevallen om het niet tijdig beslissen op het bezwaar tegen besluit 1. De twee brieven zijn te zien als betrekking hebbend op één procedure. Het is niet mogelijk om meerdere dwangsommen ten aanzien van hetzelfde niet tijdig nemen van een besluit te verbeuren. Als een aanvrager meerdere ingebrekestellingen stuurt ten aanzien van hetzelfde niet tijdig beslissen, kan maar één keer een dwangsom worden verbeurd. Ook raken geen dwangsommen verbeurd na een ingebrekestelling in verband met het niet tijdig beslissen over een dwangsom. Dit laat onverlet dat ook voor deze procedure geldt dat appellant recht heeft op een behandeling van zijn zaak binnen een redelijke termijn, als bedoeld in artikel 6 EVRM.
    Awb art. 4:17; EVRM art. 6

  • ECLI:NL:CRVB:2024:1899

    Afwijzing verzoek om bovenwettelijke WW- uitkering. Het BBWR geeft ambtenaren met een tijdelijke aanstelling geen aanspraak op een bovenwettelijke WW-uitkering en ambtenaren met een vaste aanstelling wel. Geen verboden onderscheid.

    Het gemaakte onderscheid heeft een legitiem doel. Aan regelingen op het gebied van de aanvullende werkloosheid ligt enerzijds de zorgplicht van de overheidswerkgever voor zijn ambtenaren ten grondslag en anderzijds het uitgangspunt dat trouwe dienst wordt beloond. Dit is een in het arbeidsrecht algemeen aanvaarde rechtsgrond; naarmate de diensttijd voortschrijdt, neemt de onderlinge afhankelijkheid toe en mogen de wederzijdse verwachtingen toenemen. Er is nog een ander legitiem doel: om het instrument van de tijdelijke aanstelling optimaal effect te laten hebben als een flexibel werkinstrument, dient de uitkeringslast voortvloeiende uit het eindigen van de tijdelijke aanstelling niet bovenmatig te zijn. Het gemaakte onderscheid is verder passend en noodzakelijk.

    Besluit bovenwettelijke uitkeringen bij werkloosheid voor de sector Rijk art. 1 lid 1 sub b onder 1

  • ECLI:NL:CRVB:2024:1847

    Herziening en terugvordering Wajong-uitkering. Inkomsten uit criminele activiteiten. Oorzaak van de terugvordering is geheel aan appellant te wijten.  

    De Wajong-uitkering en toeslag zijn terecht herzien vanwege inkomsten uit criminele activiteiten. Appellant stelt dat er dringende redenen zijn om van terugvordering af te zien omdat hij is vrijgesproken van de beschuldiging van uitkeringsfraude, er veel onzekerheden en onduidelijkheden zijn in de bewijsvoering en het terugbetalen van een bedrag van ruim € 67.000,- hem fors belast. De Raad is van oordeel dat het Uwv zowel bij de oorzaak als bij de gevolgen van de herziening en/of terugvordering alle relevante feiten en omstandigheden voldoende heeft meegewogen. De oorzaak van de terugvordering is geheel aan appellant te wijten. De inbeslagname van banksaldi en luxe goederen vormen geen bijzondere omstandigheden die een dringende reden opleveren om af te zien van de terugvordering of deze te matigen. Geen sprake van een dubbele bestraffing. 

    Wajong art. 3:18, 3:48, 3:56; Toeslagenwet art. 11a

     

    ECLI:NL:CRVB:2024:1848

    Beëindiging ZW-uitkering. Onzorgvuldig onderzoek. Geen informatie opgevraagd bij behandelaars.

    Appellante heeft op een medische vragenlijst en tijdens het spreekuur met de verzekeringsarts melding gemaakt van een postnatale depressie en een behandeling bij Mentaal Beter. De verzekeringsarts of de verzekeringsarts bezwaar en beroep, had in het kader van een volledige en zorgvuldige voorbereiding dan wel heroverweging, informatie moeten opvragen bij de huisarts dan wel psycholoog. Informatie van deze behandelaars kan van belang zijn voor het bepalen van de aard, omvang en ernst van de beperkingen van appellante op de datum in geding. Omdat die informatie niet is opgevraagd, is dit onduidelijk gebleven. Dit heeft tot gevolg dat het medisch onderzoek onzorgvuldig was en onvoldoende is gemotiveerd dat de aangenomen beperkingen juist zijn vastgesteld.

    ZW art. 19aa

     

    ECLI:NL:CRVB:2024:1812

    Terugvordering ZW-uitkering. Geen dringende reden om geheel van terugvordering af te zien. Eigen aandeel betrokkene in ontstane terugvordering. 

    De Raad acht geen sprake van dringende redenen voor een verdere matiging of voor het geheel afzien van terugvordering van de ZW-uitkering. Het Uwv heeft een aandeel in het ontstaan van de terugvordering. Daarnaast is echter ook het eigen aandeel van een betrokkene in de ontstane situatie van belang. Daarbij wordt niet alleen gedoeld op situaties waarin sprake is van een bewuste schending van de inlichtingenplicht, maar ook op een situatie waarin een betrokkene geen verwijt kan worden gemaakt, maar deze wel heeft moeten begrijpen dat te veel uitkering werd ontvangen. De Raad is van oordeel dat hier sprake is van de laatstgenoemde situatie, omdat appellante had moeten begrijpen dat zij na 6 maart 2018 ten onrechte ZW-uitkering heeft ontvangen.

    ZW art. 33

  • ECLI:NL:CRVB:2024:1871 Afwijzing en toekenning bijzondere bijstand. Aanvraag ingediend na opkomen kosten. Geen bijzondere omstandigheden.

    Het hoger beroep van appellante slaagt niet. Appellante heeft geen bijzondere omstandigheden aannemelijk gemaakt die rechtvaardigen dat bijstand moet worden toegekend voor kosten die zijn ontstaan voor het indienen van de aanvraag. Meer in het bijzonder heeft appellante niet aannemelijk gemaakt dat sprake was van een acute medische noodzaak. Het hoger beroep van het college slaagt wel. De rechtbank heeft niet onderkend dat het aan appellante was om aannemelijk te maken dat er een verband was tussen het consult op 26 maart 2020 en de daarop volgende acuut medisch noodzakelijke behandelingen bij de noodtandarts.
    PW art. 35

  • ECLI:NL:CRVB:2024:1896

    Herziening Wlz-indicatie. Geen wijziging zorgbehoefte. Nieuwe zorgprofielen.

    Dat het CIZ, ook als de zorgbehoefte niet wijzigt, bevoegd zou zijn om een geldende indicatie te herzien, is niet in lijn met wat de wetgever voor ogen heeft gehad. Dat er nieuwe zorgprofielen beschikbaar zijn gekomen en het CIZ één van die profielen voor een verzekerde passender acht dan het huidige zorgprofiel waarvoor hij is geïndiceerd, maakt dat niet anders. Bij een ongewijzigde zorgbehoefte ligt het initiatief voor een wijziging van de indicatie bij de verzekerde, ook als er nieuwe en mogelijk passender zorgprofielen beschikbaar zijn gekomen.

    Wlz art. 3.2.4

Nieuwsbrieven 2025