ECLI:NL:CRVB:2023:2263
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand. Reserveringsruimte. Schulden. Wijziging rechtspraak. Geen bijzondere omstandigheden.
Het college heeft de aanvraag van appellante om bijzondere bijstand gevraagd voor de kosten van een bankstel afgewezen. Net als het college en de rechtbank komt de Raad tot het oordeel dat appellante niet verkeerde in bijzondere omstandigheden en dat het college de aanvraag terecht heeft afgewezen. De Raad is, anders dan voorheen, van oordeel dat onder bepaalde omstandigheden een gebrek aan reserveringsruimte als gevolg van schulden een bijzondere omstandigheid kan zijn die tot verlening van bijzondere bijstand moet leiden. Maar appellante heeft een gebrek aan reserveringsruimte niet aannemelijk gemaakt.
PW art. 35
ECLI:NL:CRVB:2023:2283
Bijstand ten onrechte ingetrokken. Lage uitgaven voor levensonderhoud. Geen schending inlichtingenverplichting.
Dat geen of geringe uitgaven voor levensonderhoud op de bankafschriften zichtbaar zijn, levert op zichzelf geen schending op van de inlichtingenverplichting. Dat is ook niet het geval, als de zichtbare uitgaven veel lager zijn dan de Nibud-referentiecijfers. Wel roept dit de vraag op hoe appellante in haar levensonderhoud heeft voorzien. Er zou immers sprake kunnen zijn van een verzwegen inkomstenbron of een verzwegen andere mogelijkheid om in het levensonderhoud te voorzien. Appellante heeft over de lagere uitgaven voor levensonderhoud een verklaring gegeven die niet op voorhand onaannemelijk of onwaarschijnlijk is. Het college heeft niet voldaan aan de op hem rustende bewijslast om aannemelijk te maken dat appellante de inlichtingenverplichting niet of niet naar behoren is nagekomen door geen, onvolledige of onjuiste mededeling te doen van feiten of omstandigheden die van invloed zijn of kunnen zijn op het recht op bijstand.
PW art. 17 lid 1 en 54 lid 3
ECLI:NL:CRVB:2023:2272
Intrekking en terugvordering van bijstand en boete. Niet melden bankrekening. Beschikken. Geen dringende reden voor afzien terugvordering en boete.
Appellante kon over het saldo op de desbetreffende bankrekening beschikken. Dat, zoals zij heeft gesteld, het geld op de ABN-rekening bestemd was voor de bruiloft van haar zoon leidt niet tot de conclusie dat zij niet over dit saldo kon beschikken. De Raad heeft namelijk eerder in andere uitspraken al tot uitdrukking gebracht dat de bestemming van een banksaldo niet relevant is voor de beschikkingsmacht over dat saldo. Dat appellante, zoals zij stelt, de morele, culturele en emotionele plicht had om als ouder de kosten van de bruiloft van haar zoon te betalen, maakt dat niet anders. Met de enkele verwijzing naar haar persoonlijke problematiek en haar zeer benarde financiële situatie heeft appellante niet aannemelijk gemaakt dat in haar geval zich dringende redenen voordoen.
PW art. 17 lid 1, 18a, 31, 34, 54 lid 3, 58 lid 1
ECLI:NL:CRVB:2023:2270
Intrekking en terugvordering van bijstand. Inkomsten. Bijschrijvingen op bankrekening.
Appellant heeft niet aannemelijk gemaakt dat de bijschrijvingen op zijn bankrekening van onder meer Trustly Group AB niet van derden afkomstig zijn, maar afkomstig waren van spaargeld van hemzelf. Daarbij is allereerst van belang dat hij niet heeft kunnen uitleggen en onderbouwen hoe hij – ondanks gesteld langdurig laag inkomen en forse schulden – een aanzienlijk vermogen heeft opgebouwd, waaruit hij de bijschrijvingen op zijn bankrekening kon doen.
PW art. 17 lid 1, 31, 32, 34, 54 lid 3, 58 lid 1
ECLI:NL:CRVB:2023:2286
Intrekking en terugvordering van bijstand en boete. Bankrekeningen. Hennepkwekerij.
Appellant heeft de inlichtingenverplichting geschonden doordat hij twee bankrekeningen niet heeft gemeld. Appellant heeft aannemelijk gemaakt dat, als hij de bankrekeningen wel had gemeld, dit geen invloed op zijn recht op bijstand zou hebben gehad. Het niet melden van deze bankrekeningen biedt dus geen grondslag voor de intrekking van het recht op bijstand. Appellant heeft ook de inlichtingenverplichting geschonden door een hennepkwekerij niet te melden. Uit de zeer summiere informatie over de aangetroffen hennepkwekerij blijkt echter niet dat al vanaf 6 mei 2019 sprake is geweest van een schending van de inlichtingenverplichting met betrekking tot de hennepkwekerij. Nu een in werking zijnde hennepkwekerij is aangetroffen dient wel te worden uitgegaan van een voorbereidingsperiode van twee weken.
PW art. 17 lid 1, 18a, 31, 32, 34, 54 lid 3, 58 lid 1