26 van de slachtoffers vorderden als benadeelde partij vergoeding van materiële en immateriële schade. De strafrechter moet zich bij de beoordeling van die vorderingen houden aan de regels van het civiele recht. Daarin is bepaald dat materiële schade gespecificeerd moet worden en ondersteund moet zijn met bewijsstukken. Het hof is van oordeel dat daaraan in een aantal gevallen niet is voldaan en heeft de vorderingen op dit punt dan niet-ontvankelijk verklaard. Een benadeelde kan de vordering dan nog wel aan de civiele rechter voorleggen.
De wet kent op dit moment niet de mogelijkheid voor de ouders, die schade hebben vergoed voor en namens hun (destijds) minderjarige kind, deze zogeheten verplaatste schade als benadeelde partij in een strafzaak vergoed te krijgen. De wet die dit mogelijk maakt, is nog niet in werking getreden. De ouders zullen die vorderingen tot schadevergoeding aan de civiele rechter moeten voorleggen.
Het hof heeft de vorderingen voor immateriële schade voor het grootste deel toegewezen. Deze bedragen variëren, gebaseerd op de ernst van het feit en de impact op het betreffende slachtoffer, van 1500 tot 10.000 euro per slachtoffer.