Laden...

Wrakingsverzoek raadsheer zaak Krimschatten toegewezen

Dit is een afdruk van een pagina op Rechtspraak.nl. Kijk voor de meest actuele informatie op Rechtspraak.nl (http://www.rechtspraak.nl). Deze pagina is geprint op 01-01-1970.

Skip Navigation LinksGerechtshof Amsterdam > Nieuws > Wrakingsverzoek raadsheer zaak Krimschatten toegewezen
Amsterdam, 28 oktober 2020

De wrakingskamer van het gerechtshof Amsterdam heeft vandaag een wrakingsverzoek van de Staat Oekraïne tegen mr. D.J. Oranje, raadsheer in het gerechtshof Amsterdam, toegewezen.

Krimschatten

De hoofdzaak betreft een procedure tussen de Staat Oekraïne, het Allard Pierson Museum en 4 Krim Musea, waarbij zowel de Staat Oekraïne als de 4 Krim Musea aanspraak maken op de Krimschatten, een verzameling kunstwerken die het Allard Pierson Museum in 2013 van de Krim Musea in bruikleen kreeg. Omdat de Krim sinds maart 2014 feitelijk is afgescheiden van Oekraïne, was het voor het Allard Pierson Museum niet langer duidelijk aan wie het de kunstwerken moest afgeven.

Eerdere wraking afgewezen

In een eerder wrakingsverzoek was volgens de Staat Oekraïne sprake van vooringenomenheid bij mr. Oranje, (onder andere) omdat hij in zijn vroegere hoedanigheid van advocaat in de Yukos-zaken heeft opgetreden. Daarbij zou hij materieel de lezing van de Russische Federatie hebben uitgedragen. Ook zou hij destijds nauw hebben samengewerkt met de advocaten, die thans de Krim Musea bijstaan. De wrakingskamer van het gerechtshof Den Haag, die toen dat wrakingsverzoek behandelde, heeft toen overwogen dat een en ander niet aannemelijk was geworden en wees het wrakingsverzoek af.

Tweede wrakingsverzoek toegewezen

Aan het huidige, tweede wrakingsverzoek ligt ten grondslag dat mr. Oranje tijdens de behandeling van het eerdere wrakingsverzoek onjuiste informatie heeft verstrekt.

De wrakingskamer van het gerechtshof Amsterdam is van oordeel dat van een lid van de rechterlijke macht mag worden verwacht dat, wanneer hij in een wrakingsprocedure een verklaring aflegt dan wel op verzoek van de wrakingskamer informatie verstrekt, hij de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aanvoert. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat de raadsheer de wrakingskamer in de eerste wrakingsprocedure over een aantal punten die de essentie van het eerdere wrakingsverzoek betreffen, niet juist dan wel niet volledig heeft geïnformeerd. Daarbij is geen sprake geweest van opzet. Ook is niet gebleken dat de raadsheer op enig moment het belang van Rusland heeft uitgedragen. Maar door deze manier van informeren is wel het vertrouwen geschaad dat een partij mag stellen in de aan haar toegewezen rechter. Daardoor zou de schijn van partijdigheid van de raadsheer gewekt kunnen worden. Dit betekent dat de vrees van de verzoeker dat de raadsheer in de procedure in de hoofdzaak niet onpartijdig zal zijn naar objectieve maatstaven bezien gerechtvaardigd is. Om die reden is dit tweede wrakingsverzoek toegewezen.

Uitspraken