De beslissing van de minister voldoet ook niet aan het vereiste dat daaruit moet blijken wat de redenen waren om af te wijken van het (in dit geval positieve) gratieadvies van het gerecht dat destijds de straf heeft opgelegd. Uit het arrest van de Hoge Raad van 6 november 2020 volgt onmiskenbaar dat een van het rechterlijk advies afwijkende weging alleen mogelijk is als zich bijzondere omstandigheden voordoen, zeker indien van het advies wordt afgeweken in voor de veroordeelde ongunstige zin. Dergelijke bijzondere omstandigheden heeft de minister niet (kenbaar) aan zijn beslissing ten grondslag gelegd. Het betoog van de Staat dat sprake is van een bijzondere omstandigheid, omdat de minister de belangen anders weegt draait de zaak om en kan dan ook niet worden gevolgd.
Dat de man in het kader van de resocialisatie transmuraal verlof geniet en dus in zoverre ‘op vrije voeten’ is, kan evenmin als een bijzondere omstandigheid worden beschouwd. Het gerechtshof acht het onverenigbaar met het bepaalde in art. 4 lid 4 onder c van het Besluit Adviescollege levenslanggestraften, als een succesvol resocialisatietraject aan de veroordeelde (die om gratie verzoekt) kan worden tegengeworpen.