De conclusie wordt gevraagd in een handhavingszaak waarbij een inwoner van Emmen betrokken is. De toenmalige staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu legde hem een dwangsom op, omdat de man afvalstoffen zou hebben overgebracht uit Ierland en opgeslagen op een perceel in Hardenberg. Kort daarna kondigde de staatssecretaris aan dat zij bestuursdwang zou toepassen als de man de afvalstoffen niet zelf zou verwijderen. Omdat de man geen gevolg heeft gegeven aan beide handhavingsbesluiten, wil de staatssecretaris dat de man € 200.000 aan dwangsommen betaalt. Daarnaast wil de staatssecretaris de opruimkosten van ruim € 107.000 op hem verhalen. De man komt tegen de invordering van beide bedragen in beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak. Hij vindt het disproportioneel dat hij ruim € 307.000 moet betalen. Hij wijst erop dat hij de gemeente Hardenberg ook nog € 67.000 schuldig is vanwege dezelfde opslag van afvalstoffen en dat er ook een strafrechtelijke procedure loopt. Het betalen van die bedragen zou leiden tot een persoonlijk faillissement waarbij hij de rest van zijn leven bezig zal zijn met afbetalen. Volgens hem had de staatssecretaris rekening moeten houden met deze samenloop van omstandigheden.
Op grond van vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak kan slechts in bijzondere omstandigheden worden afgezien van de invordering van verbeurde dwangsommen of van kostenverhaal in verband met de toepassing van bestuursdwang.