De Afdeling bestuursrechtspraak ziet zich in deze zaken voor de vraag gesteld of de Nederlandse regeling die Turkse onderdanen verplicht om persoonsgegevens te verstrekken in overeenstemming is met Europese regels en met de Associatieovereenkomst tussen Europa en Turkije. In het bijzonder wil de Afdeling bestuursrechtspraak weten of het verwerken en opslaan van deze gegevens verder gaat dan nodig is om identiteits- en documentfraude te voorkomen en te bestrijden. In verband hiermee wil de Afdeling bestuursrechtspraak ook weten of de bewaartermijn nog van belang is.
Verder kunnen deze persoonsgegevens ook aan derden beschikbaar worden gesteld voor strafrechtelijke doeleinden. De Afdeling bestuursrechtspraak wil op dit punt van het Hof van Justitie weten of dit een beperking is op de toegang tot de werkgelegenheid van Turkse onderdanen, of dat die mogelijkheid te onzeker en indirect is om een beperking te kunnen zijn. Als het een beperking is, wil de Afdeling bestuursrechtspraak vervolgens weten of het verstrekken van persoonsgegevens noodzakelijk is voor het voorkomen, opsporen en onderzoeken van misdrijven. Dit is immers een beperking van grondrechten van betrokkenen.