Anders dan voorheen zal het besluit van het bestuursorgaan op een opvolgende aanvraag als uitgangspunt worden genomen bij de toetsing. De rechter zal dus niet meer uit zichzelf beoordelen of er door de aanvrager iets nieuws is aangevoerd of niet. Als het bestuursorgaan een herhaalde aanvraag op inhoudelijke gronden afwijst, in plaats van te beoordelen of er nieuwe feiten of omstandigheden zijn, dan wordt het besluit getoetst alsof dit het eerste besluit op de aanvraag is.