In de uitspraken legt de Afdeling bestuursrechtspraak voor de eerste keer uit hoe de staatssecretaris moet vaststellen of een land voor een vreemdeling een veilig derde land is. Het gaat daarbij om de vraag of vluchtelingen die niet de nationaliteit hebben van een land, in dat land wel veilige opvang kunnen krijgen. De staatssecretaris kan zich alleen op het standpunt stellen dat een land een veilig derde land is voor een vreemdeling, als de band van de vreemdeling met dat land zodanig is dat het voor hem redelijk is daarnaartoe te gaan. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn als een vreemdeling in het verleden in dat land heeft gewoond. Daarnaast moet het aannemelijk zijn dat de vreemdeling wordt toegelaten tot dat land, zo staat in de uitspraken. Als aan die voorwaarden wordt voldaan, kan de staatssecretaris pas toekomen aan de vraag of de vreemdeling in dat land wordt behandeld zoals dat in een veilig derde land zou moeten. Daarbij zal de staatssecretaris duidelijk moeten uitleggen op welke informatiebronnen hij zich baseert en die ook moeten vermelden. De staatssecretaris zal daarbij onderzoek moeten doen waaruit blijkt dat het derde land voor een vreemdeling veilig is en dat zijn situatie in dat land voldoet aan het vereiste niveau, aldus de Afdeling bestuursrechtspraak.