De Europese Gezinsherenigingsrichtlijn staat weliswaar toe dat een verblijfstitel van een gezinslid wordt ingetrokken als er fraude is gepleegd. Maar de richtlijn laat zich niet uit over de vraag of het gezinslid in dat geval zelf fraude moet hebben gepleegd of dat hij daarvan op de hoogte moet zijn geweest. De staatssecretaris heeft de verblijfstitels van de moeder en de zoon ingetrokken, zonder te weten of zij op de hoogte waren van de fraude door de vader. Volgens de staatssecretaris is dat op grond van de Gezinsherenigingsrichtlijn niet relevant. De Afdeling bestuursrechtspraak wil van het Hof van Justitie weten of een verblijfstitel van een gezinslid volgens de Gezinsherenigingsrichtlijn kan worden ingetrokken als vaststaat dat de verblijfstitel door fraude is verkregen, terwijl het gezinslid niet van de fraude wist. Dezelfde vraag stelt de Afdeling bestuursrechtspraak aan het Hof van Justitie over de intrekking van een EU-verblijfsvergunning 'langdurig ingezetene'.