De Afdeling bestuursrechtspraak komt tot de conclusie dat zij in dit geval de bevoegde rechter is. Naar het oordeel van de Afdeling bestuursrechtspraak is de mogelijkheid van de verzoeker om schadevergoeding aan de algemene bestuursrechter te vragen op grond van artikel 8:89, tweede lid, van de Awb slechts aan twee beperkingen onderworpen, namelijk dat:
a. de gestelde schadeoorzaak onder het bereik van artikel 8:88, eerste lid, van de Awb valt en
b. de gevraagde vergoeding beperkt is tot maximaal € 25.000.
Uit de tekst van titel 8.4 (schadevergoeding) van de Awb kan niet worden afgeleid dat de wetgever de bevoegdheid van de algemene bestuursrechter daarnaast heeft beperkt door te eisen dat de verzoeker uitdrukkelijk afstand moet hebben gedaan van zijn vordering voor zover die het bedrag van € 25.000 overstijgt. De Afdeling bestuursrechtspraak wijst erop dat de regeling in de Awb op dit punt afwijkt van de regeling in de artikelen 94 en 95 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Verder heeft de Afdeling bestuursrechtspraak geoordeeld dat voor de bevoegdheid van de algemene bestuursrechter om kennis te nemen van een verzoek om schadevergoeding niet is vereist dat al vast staat dat de gestelde schadeoorzaak onrechtmatig is, zoals de minister betoogt.