Drie Britten die tot levenslang zijn veroordeeld, spanden bij het Europese Hof voor de Rechten van de Mens in Straatsburg een zaak aan tegen het Verenigd Koninkrijk. Het Hof oordeelde dinsdag 9 juli dat de manier waarop hun levenslange straf wordt uitgevoerd, in strijd is met het verbod van een onmenselijke of vernederende bestraffing of behandeling. Dit is neergelegd in artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Het Hof vindt dat een levenslange gevangenisstraf alleen verenigbaar is met dat artikel als het nationale recht voorziet in zowel een mogelijkheid tot vrijlating als een mogelijkheid tot ‘review’.
Het Britse recht kende die mogelijkheid tot tien jaar geleden: na een veroordeling tot levenslang stelde de minister van Justitie vast hoeveel jaar de veroordeelde ten minste moest uitzitten, met het oog op vergelding. Vervolgens werd na 25 jaar automatisch beoordeeld of de strafdoelen nog wel aanwezig waren. Sinds die wettelijke regeling in 2003 is geschrapt, hebben tot levenslang veroordeelden geen uitzicht op eventuele vrijlating en dat is volgens het Hof strijdig met artikel 3 EVRM.