8 juli - Een bestuurder van een vennootschap werd in 2017 door het gerechtshof veroordeeld om ruim twee miljoen euro aan gedupeerde beleggers te betalen. De bedragen die hij daarna aan hen betaalde, circa 170.000 euro, komen niet in mindering op de verschuldigde hoofdsom, maar worden door de rechtbank aangemerkt als vergoeding voor uitstel van betaling. De beleggers hadden beslag gelegd op onder meer de woning van de bestuurder. Nadat zij in de eerdere procedure gelijk hadden gekregen, wilden ze de woning executoriaal verkopen. De bestuurder wilde de woning liever onderhands verkopen, omdat dat meer zou opbrengen, maar had daarvoor tijd nodig. Om die tijd te krijgen heeft hij op verzoek van de beleggers de betalingen gedaan. De bestuurder wil dat dit bedrag in mindering wordt gebracht op de hoofdsom van twee miljoen euro. De rechtbank leidt uit de correspondentie tussen de advocaten van de bestuurder en de beleggers echter af dat deze betalingen geen deelbetalingen op de hoofdsom zijn geweest, maar betalingen om te voorkomen dat de beleggers de woning toch per executie zouden verkopen.
Lees de volledige uitspraak:
ECLI:NL:RBAMS:2020:3337