Tijdens de Irak-Iranoorlog (1980-1988) zijn chemische wapens waaronder mosterdgasmunitie ingezet. In de procedures stellen vijf Iraanse staatsburgers dat zij bij Iraakse aanvallen met mosterdgas nabij de Iraanse steden Jofeyr (1984), Sumar (1986) en Abadan (1986) gewond zijn geraakt en blijvende gezondheidsschade hebben opgelopen.
Volgens hen hebben de Nederlandse bedrijven Forafina (voorheen KBS Holland) en Otjiaha (voorheen Melchemie) in de periode 1982-1984 grondstoffen geleverd waarmee Irak het mosterdgas heeft geproduceerd dat is gebruikt bij de voornoemde aanvallen. Omdat Forafina, Otjiaha en haar bestuurder wisten, althans hadden moeten weten dat Irak de door hen geleverde chemicaliën daarvoor zou gebruiken, stellen de vijf Iraniërs hen aansprakelijk voor de (letsel)schade die zij als gevolg van de inzet van mosterdgasmunitie hebben geleden.