De rechtbank baseert dit oordeel wat betreft de collectieve actie van Clara Wichmann in belangrijke mate op een wetenschappelijk rapport uit 2017. Uit dit rapport blijkt dat de betrokken afstandsmoeders zich destijds gedwongen voelden om hun kind af te staan, die ervoor zorgde dat zij geen reële keuzevrijheid hadden. Die dwang is mede het gevolg geweest van druk van de omgeving, ingegeven door maatschappelijke, sociale en religieuze verhoudingen in die periode. Daarom kan niet worden gezegd dat juist de Raad voor de Kinderbescherming onrechtmatig ten opzichte van de afstandsmoeders heeft gehandeld. Het was ook niet de taak van de Raad om de moeders te adviseren over praktische en juridische mogelijkheden om hun kind zelf op te voeden.
Deze algemene beoordeling van het handelen van de Raad voor de Kinderbescherming sluit op zichzelf niet uit dat de Raad in concrete individuele gevallen wel onrechtmatig ten opzichte van afstandsmoeders heeft gehandeld. In het geval van de individuele afstandsmoeder hebben partijen een verschillend standpunt ingenomen over de feitelijke gang van zaken destijds. De rechtbank kan nu, ruim vijftig jaar later, niet vaststellen dat de Raad bij deze afstand juridisch verwijtbare fouten heeft gemaakt.