Laden...

Vorderingen in zaak afstandsmoeders afgewezen

Dit is een afdruk van een pagina op Rechtspraak.nl. Kijk voor de meest actuele informatie op Rechtspraak.nl (http://www.rechtspraak.nl). Deze pagina is geprint op 01-01-1970.

Skip Navigation LinksRechtbank Den Haag > Nieuws > Vorderingen in zaak afstandsmoeders afgewezen
Den Haag, 26 januari 2022

De rechtbank Den Haag heeft vandaag uitspraak gedaan in een zaak die ging over de vraag of de Raad voor de Kinderbescherming onrechtmatig heeft gehandeld ten opzichte van moeders in Nederland die in de periode 1956-1984 tegen hun wil afstand hebben gedaan van hun kind (afstandsmoeders). De zaak was aangespannen door de collectieve belangenorganisatie Clara Wichmann, die opkwam voor een groep afstandsmoeders, en door één individuele afstandsmoeder. De rechtbank wijst de vorderingen af.


Achtergrond

In de periode tussen 1956 en 1984 hebben naar schatting tussen de dertien- en veertienduizend vrouwen in Nederland één of meerdere kinderen afgestaan ter adoptie. Ongehuwde zwangere vrouwen werden destijds gestigmatiseerd als 'gevallen vrouwen' omdat zij buiten het huwelijk om seksuele gemeenschap hadden gehad. De maatschappelijke opvattingen zijn inmiddels sterk veranderd. Het is met 'de blik van nu' moeilijk te bevatten hoe er in die tijd werd gedacht over het doen van afstand van een kind. De afstand ter adoptie heeft afstandsmoeders diep verdriet gedaan. Veel van hen worstelen er nog steeds mee. Zij willen erkenning voor dit leed en daarom zijn eiseressen deze procedure begonnen.  

De Raad voor de Kinderbescherming

De Raad voor de Kinderbescherming heeft volgens eiseressen actief eraan bijgedragen dat de betrokken moeders tegen hun wil afstand hebben gedaan van hun kind en in ieder geval niets gedaan om dat te voorkomen. De moeders zouden door toedoen of nalaten van de Raad niet (goed) zijn geïnformeerd over hun rechten en de praktische mogelijkheden om hun kind op te voeden.

Verjaring

Het is lang geleden dat de betrokken vrouwen hun kinderen hebben afgestaan. De Staat heeft zich daarom beroepen op verjaring. De rechtbank is van oordeel dat er goede gronden zijn dat de vorderingen van eiseressen zijn verjaard. Maar omdat niet is komen vast te staan dat de Raad destijds fouten heeft gemaakt die juridisch verwijtbaar zijn, wijst de rechtbank de vorderingen om die reden af.

​Geen juridisch verwijtbare fouten

De rechtbank baseert dit oordeel wat betreft de collectieve actie van Clara Wichmann in belangrijke mate op een wetenschappelijk rapport uit 2017. Uit dit rapport blijkt dat de betrokken afstandsmoeders zich destijds gedwongen voelden om hun kind af te staan, die ervoor zorgde dat zij geen reële keuzevrijheid hadden. Die dwang is mede het gevolg geweest van druk van de omgeving, ingegeven door maatschappelijke, sociale en religieuze verhoudingen in die periode. Daarom kan niet worden gezegd dat juist de Raad voor de Kinderbescherming onrechtmatig ten opzichte van de afstandsmoeders heeft gehandeld. Het was ook niet de taak van de Raad om de moeders te adviseren over praktische en juridische mogelijkheden om hun kind zelf op te voeden.

Deze algemene beoordeling van het handelen van de Raad voor de Kinderbescherming sluit op zichzelf niet uit dat de Raad in concrete individuele gevallen wel onrechtmatig ten opzichte van afstandsmoeders heeft gehandeld. In het geval van de individuele afstandsmoeder hebben partijen een verschillend standpunt ingenomen over de feitelijke gang van zaken destijds. De rechtbank kan nu, ruim vijftig jaar later, niet vaststellen dat de Raad bij deze afstand juridisch verwijtbare fouten heeft gemaakt.

Bekijk hier de uitspraak.

Uitspraken