Tijdens het onderzoek naar deze incidenten kwam de politie bij de 36-jarige man uit door een match in de DNA-databank. Op de tape waarmee het briefje op het pand was geplakt, trof de politie het DNA van de man aan. Verder onderzoek naar het handschrift op het briefje wees uit dat het handschrift waarschijnlijk is vervaardigd door de schrijver in (onder ander) de agenda's die in de woning van de man zijn aangetroffen. Kijkend naar de inhoud van de tekst, had de schrijver van het briefje ook wetenschap van de anderhalve week eerder gepleegde poging tot doodslag. Door deze omstandigheden gaat de rechtbank ervan uit dat het DNA-spoor op de tape delictgerelateerd is en door de man is achtergelaten. Verder had de man tijdens de incidenten een vergelijkbare grijskleurige auto op zijn naam, waarvan het kenteken grotendeels overeenkwam met het kenteken dat door een getuige was waargenomen. Ook straalde de telefoon van de man op het van de incidenten aan bij telefoonmasten in Lunteren en Ede. Verder trof de politie in de woning van de man een hoodie aan die grote gelijkenissen vertoonde met de trui van 1 van de 2 personen die op de camerabeelden in Ede was gezien.
Dat de man zowel zijn auto als zijn telefoon én zijn hoodie in de periode rond de incidenten had uitgeleend aan een persoon - die bij hem in de woning zou verblijven – is volgens de rechtbank ongeloofwaardig en ook onvoldoende concreet.