Voor het schietincident vond een confrontatie plaats tussen de man, het latere slachtoffer en diens neef. Het latere slachtoffer toonde bij die confrontatie een mes. De man verklaarde dat hij daarom handelde uit een noodweersituatie. Hij was angstig en in paniek, voelde zich bedreigd en moest zich verdedigen. De rechtbank gaat daarin niet mee. De confrontatie was afgelopen en de partijen waren al uit elkaar gegaan. Het was voor de man daardoor niet meer noodzakelijk om zich te verdedigen. Het handelen van de man was juist aanvallend, gericht op een nieuwe confrontatie.