De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 22 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk voor de man. Hij zou daarnaast geen contact mogen opnemen met het slachtoffer. Voor de vrouw eiste de officier van justitie een gevangenisstraf van 240 dagen, waarvan 193 dagen voorwaardelijk. Daarnaast vorderde de officier van justitie dat aan de voorwaardelijke gevangenisstraf bijzondere voorwaarden worden gekoppeld zoals geadviseerd in de rapportages van de reclassering. Ook eiste de officier van justitie een taakstraf voor de duur van 120 uur. De rechtbank vindt dat de vrouw niet terug naar de gevangenis hoeft. De vrouw staat onder reclasseringstoezicht en de rechtbank wil de behandeling niet doorkruisen. De rechtbank legt daarom een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op die gelijk is aan de duur van de voorlopige hechtenis. Aan de voorwaardelijke gevangenisstraf worden bijzondere voorwaarden gekoppeld. Ook krijgt de vrouw een taakstraf van 40 uren. Dit is minder dan door de officier van justitie geëist. De rechtbank komt tot een andere bewezenverklaring en vindt mede gelet op rapportages over de persoonlijke omstandigheden van de vrouw een kortere taakstraf passend en geboden.
De man krijgt een gevangenisstraf van 18 maanden. Ook dit is lager dan de officier van justitie eiste. De rechtbank vindt het niet bewezen dat de man de feiten samen met iemand anders pleegde en legt daarom een lagere gevangenisstraf op. De rechtbank ziet in het advies van de reclassering reden om niet een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
De rechtbank legt bij zowel de man als vrouw geen contactverbod met het slachtoffer op. Zij en het slachtoffer wonen niet in dezelfde plaats en hebben geen gedeeld sociaal netwerk. De man en vrouw verklaarden geen enkel contact met het slachtoffer te zullen zoeken.