Laden...

Rechtbank wijst vorderingen af in kunstzaak

Dit is een afdruk van een pagina op Rechtspraak.nl. Kijk voor de meest actuele informatie op Rechtspraak.nl (http://www.rechtspraak.nl). Deze pagina is geprint op 01-01-1970.

Skip Navigation LinksRechtbank Gelderland > Nieuws > Rechtbank wijst vorderingen af in kunstzaak
Arnhem, 19 september 2024

Een groep kunstenaars, een voormalig partner en een voormalig zakenpartner hoeven geen schadevergoeding te betalen aan een man uit Woerden. De Woerdenaar claimde daar recht op te hebben omdat de kunstenaars en voormalige (zaken)partners onrechtmatig kunst bij hem hadden weggenomen en dus onrechtmatig handelden. De rechtbank gaat hier niet in mee en wijst de vordering tot schadevergoeding af.  

Illustratieve afbeelding

In deze zaak stelt de Woerdenaar dat gedaagden onrechtmatig handelden door kunst bij hem weg te nemen. Hij vordert daarom schadevergoeding. Hij stelt dat hij op 5 mei 2022 door gedaagden is overvallen in zijn woning te Woerden. De gedaagden zeggen dat zij alleen kunstwerken hebben opgehaald die hun eigendom zijn. 

De precieze toedracht op 5 mei 2022 laat de rechtbank in deze civiele zaak in het midden, nu de man geen schade heeft gevorderd die verband houdt met het gestelde geweld en de gestelde vrijheidsberoving.

Eigendomsrecht

De rechtbank stelde al eerder vast dat de kunstenaars op 5 mei 2022 in elk geval door hen gemaakte kunstwerken die in de woning van de man aanwezig waren, uit die woning hebben gehaald. De vraag in deze civiele zaak is wie eigenaar van deze kunstwerken was. Deze vraag is relevant voor de beoordeling of sprake is van een inbreuk op een eigendomsrecht. Daarvan moet sprake zijn, wil de rechter  een schadevergoedingsvordering op grond van onrechtmatig handelen kunnen toewijzen.  

Voor twee kunstenaars staat vast dat de door hen gemaakte kunstvoorwerpen op basis van consignatie in de woning van de man stonden. Dit houdt in dat de kunstenaars eigenaar waren van de door hen gemaakte kunst. 

Overeenkomst

Voor de kunst die door een derde kunstenaar waren gemaakt, was dit onduidelijk. De Woerdenaar stelde dat hij met deze kunstenaar een ondertekende overeenkomst had gesloten waarbij de kunstenaar het eigendom van de kunst aan hem had overgedragen. De kunstenaar ontkende dat hij de overeenkomst zou hebben ondertekend.

Een handschriftdeskundige deed onderzoek en oordeelde dat het waarschijnlijker is dat de handtekeningen vervalsingen zijn dan dat de betwiste handtekeningen authentieke handtekeningen zijn. 

Vorderingen afgewezen

Daarom is niet vast komen te staan dat de handtekeningen door de kunstenaar zijn geplaatst. De door de Woerdenaar overgelegde overeenkomst kan daardoor geen bewijs opleveren voor zijn stelling dat de door die kunstenaar vervaardigde kunst eigendom van hem zijn.  Dit maakt dat niet aan de vereisten voor onrechtmatig handelen is voldaan, zodat de rechtbank de schadevergoedingsvorderingen van de Woerdenaar afwijst. 

Uitspraken