De rechtbank legt aan de 31-jarige man een kale gevangenisstraf van 54 maanden op. Hij werkte niet mee aan een deskundigenonderzoek. De rechtbank kon daarom geen rekening houden met eventuele persoonlijke omstandigheden.
De 21-jarige vrouw is volgens de rechtbank verminderd toerekeningsvatbaar. De rechtbank legt haar -mede daarom- een gevangenisstraf van 550 dagen op, waarvan 360 dagen voorwaardelijk. Voor het voorwaardelijke strafdeel geldt een proeftijd van 3 jaar. Tijdens deze proeftijd onder meer ambulant laten behandelen voor de bij haar geconstateerde stoornissen. Ook is haar een contactverbod met het slachtoffer opgelegd.
De rechtbank legt aan de 30-jarige man een gevangenisstraf van 18 maanden op, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. Ook hij moet zich ambulant laten behandelen en hij moet meewerken aan een verblijf bij een RIBW-instelling (begeleid wonen) tijdens zijn proeftijd. De straffen van de 21-jarige vrouw en de 30-jarige man zijn lager dan de straf van de 31-jarige man, omdat zij volgens de rechtbank niet het ernstige letsel hebben veroorzaakt.