VGZ gaf tijdens de zitting aan bereid te zijn om een bepaalde afbouwvorm – zoals vastgelegd in een door verschillende medische beroepsgroepen opgesteld document – wel te vergoeden. Hetzelfde geldt voor de vergoeding van medicijnen in andere doseringen en in speciale gevallen, maar dan wel in overleg met arts en patiënt. Volgens de rechter komt VGZ daarmee op dit moment voldoende tegemoet aan de behoefte die nu soms bestaat aan op maat gemaakte afbouwmedicatie. Meer dan dit kan nu niet van VGZ worden verlangd. Omdat de kortgedingrechter ervan uitgaat dat VGZ zich aan deze vergoedingsvorm zal houden, wijst hij de vordering van de Vereniging Afbouwmedicatie af.