Het dossier dat de rechtbank heeft gekregen bestaat hoofdzakelijk uit een opsomming van tapgesprekken uit verschillende oude onderzoeken. Uit deze tapgesprekken lijkt wel te volgen dat individuele verdachten zich - al dan niet met hulp van familieleden - bezig hebben gehouden met strafbare feiten, zoals de handel in drugs. Maar dat sprake was van een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband - en dus een criminele organisatie – volgt niet uit deze gesprekken. De gesprekken gaan maar over een deel van de tenlastegelegde periode en geven - nu het selecties betreffen - geen volledig beeld van de familie (en de relatie tot de 2 vrienden/kennissen) in die periode. Ook ontbreekt de context waarbinnen de gesprekken zijn gevoerd en worden de gesprekken niet ondersteund door concrete gedragingen – zoals bevindingen van de politie die aansluiten op de tapgesprekken - of ander bewijsmateriaal.
De rechtbank kan uit de gesprekken ook niet afleiden dat met een gezamenlijk crimineel oogmerk, ofwel met een gemeenschappelijke (familie)doelstelling om snel zo veel mogelijk geld te verdienen, is gehandeld. Sterker nog: er zijn aanwijzingen dat er juist weinig geld was.