Voor de 45-jarige man eiste de officier van justitie een veroordeling voor oplichting en poging tot oplichting. Volgens de verdenking bestaat de oplichting uit het claimen van schade die niet is geleden, waardoor de verzekeraar een voorschot op een schade-uitkering zou hebben uitbetaald. De rechtbank oordeelt dat ook al zou komen vast te staan dat die claim niet klopt, dat dan niet voldoende is om te kunnen spreken van een ‘specifieke, voldoende ernstige vorm van bedrieglijk handelen’. Dat laatste is voor een bewezenverklaring van oplichting wel vereist.