De rechtbank gelooft dit verhaal niet. Uit het politieonderzoek blijkt dat dat plan er wel degelijk was. Alle drie de hoofdrolspelers waren daarvan op de hoogte en hadden een aandeel in dat plan. Dit blijkt niet alleen uit afgeluisterde en opgenomen gesprekken, maar ook uit bewijsmiddelen zoals de richting van de schoten en getuigenverklaringen. Zo maakte het drietal afspraken over de aanslag en werd een vuurwapen met munitie aangeschaft. Er was dus sprake van voorbedachten rade en dus van moord. Van een gemoedsopwelling – een uit de hand gelopen gesprek over de relatie – was geen sprake. Alle drie hadden ze de tijd om na te denken over de gevolgen van hun plan. De rechtbank vindt daarom ook dat er sprake is van medeplegen. Ieder had een belangrijke en onmisbare rol en ze hebben nauw samengewerkt. De 21-jarige man was de schutter, de dochter regelde het vuurwapen en zou de politie pas bellen als de schutter, haar vriend, gevlucht was. De echtgenoot was betrokken bij het maken van het moordplan en het bedenken van de vluchtroute. Ook heeft zij die ochtend gehandeld zoals iedere ochtend, terwijl ze wist dat haar man eenmaal buiten zou worden doodgeschoten.