De kantonrechter concludeert dat er geen sprake was van een arbeidsovereenkomst. De kantonrechter stelt vast dat partijen sinds de aanvang van de eerste overeenkomst voor een aaneengesloten periode op (grotendeels) dezelfde contractuele opdrachtbasis met elkaar hebben samengewerkt. Daarbij weken de feitelijke werkzaamheden niet af van wat er was afgesproken, oordeelt de rechter. Zo kon de beheerder zijn werk combineren met andere opdrachten en activiteiten en mocht de beheerder zich desgewenst laten vervangen. Daarnaast week de manier van betaling af van de loonbetaling die in een arbeidsrelatie gebruikelijk is. Ook kon de beheerder zijn eigen arbeidsuren en arbeidsomvang bepalen.
Volgens de kantonrechter was er bovendien geen gezagsverhouding. De beheerder en de stichting hadden wel een verschil van inzicht. Zo wilde de beheerder de ruïne laten groeien en professionaliseren. Hij had daar ideeën over waaronder het verhogen van de toegangsprijzen. Dit strookte niet met de visie van het bestuur van de stichting waarbij vooral belang wordt gehecht aan het voor een breed publiek toegankelijk houden van de ruïne. Vanwege de wrijving hierover zijn tussen het bestuur en de beheerder werkafspraken gemaakt. Maar de rechter vindt dat hiermee niet kan worden aangenomen dat er sprake was van een gezagsverhouding.
Alles afwegende oordeelt de rechter dat geen sprake was van een arbeidsovereenkomst en zij wijst de verzoeken van de beheerder af.