In de strafzaken tegen de 58-jarige verdachte en Recycling Maatschappij Steenkorrel Amsterdam BV waarvan verdachte destijds financieel directeur was, is het Openbaar Ministerie in de vervolging voor de omkoping niet ontvankelijk verklaard. De rechtbank constateert in de eerste plaats een overschrijding van de redelijke termijn, waarbinnen berechting moet plaatsvinden. Die termijn is gestart in januari 2016 toen verdachten door het Openbaar Ministerie een transactievoorstel is gedaan. Bovendien is pas 11 jaar na de vermeende pleegperiode, in september 2018, de verdenking van omkoping van Hooijmaijers in de definitieve dagvaarding opgenomen. Dat heeft de waarheidsvinding aanzienlijk bemoeilijkt en het voeren van een adequate verdediging belemmerd. Ook in de veroordeling van Hooijmaijers die inmiddels onherroepelijk is geworden, worden beiden niet genoemd als potentiële omkopers. De rechtbank ziet dit als bijkomende bijzondere omstandigheden. Naast de overschrijding van de redelijke termijn maken deze omstandigheden dat bij beide verdachten sprake is van grove veronachtzaming van hun belangen, waaronder het recht op een eerlijke behandeling van hun zaak. Gezien deze bijzondere situatie verklaart de rechtbank het Openbaar Ministerie niet ontvankelijk in de vervolging voor de omkoping.
Beide verdachten worden voor het bezit van een vals opgemaakte factuur in 2007 veroordeeld tot een geldboete van 1000,- euro.