GS heeft voor het bedrijfsmatig rapen van oesters een beleid opgesteld dat voorziet in één gemeenschappelijke vergunning voor een tiental bedrijven die daarvoor een gemeenschappelijk raapplan opstellen. GS heeft de vergunning geweigerd omdat de twee Zeeuwse bedrijven onvoldoende gegevens hebben overgelegd. De voorzieningenrechter is van oordeel dat uit artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht volgt dat aanvragers in de gelegenheid hadden moeten worden gesteld om de ontbrekende gegevens aan te vullen. Het vaststellen van een fatale datum in een beleidsregel kan daaraan geen afbreuk doen. Omdat GS de vergunning voor de tien bedrijven op 1 juli 2020 heeft verleend, heeft de voorzieningenrechter GS opgedragen om de aanvragen van de twee Zeeuwse bedrijven in het kader van het bezwaar tegen die vergunning opnieuw te beoordelen.