Verzoek volledige openbaarmaking meldingen
Onder de werking van de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS), een ministeriele regeling, konden bedrijven wanneer die een wijziging wilden doorvoeren in hun bedrijfsvoering waardoor er meer stikstof zou worden uitgestoten, volstaan met een melding wanneer die toename beperkt zou blijven tot 1,0 mol/N2/ha. Het verzoek op basis van de Wob zag op volledige openbaarmaking van die meldingen met uitzondering van de namen van degenen die de melding gedaan heeft of voor wie de melding gedaan was.
Beroep na openbaarmaking zonder locatiegegevens
Naar aanleiding van het verzoek heeft de minister, ook na bezwaar, de meldingen openbaar gemaakt met uitzondering van de locatiegegevens, dat zijn de gegevens die betrekking hebben op de plaats waar de uitstoot van de stikstof plaatsvindt. De MOB is tegen deze weigering om de locatiegegevens openbaar te maken, in beroep gegaan en heeft een voorlopige voorziening gevraagd bij de rechtbank Amsterdam. Omdat echter een veehouder in Fryslân net even eerder beroep had ingesteld en een voorlopige voorziening had gevraagd bij de rechtbank Noord-Nederland tegen hetzelfde besluit, is het verzoek van de MOB verwezen naar de rechtbank Noord-Nederland.
Zaak met potentieel ongeveer 3600 belanghebbenden gesplitst
Voor de voorzieningenrechter was deze zaak een uitdaging omdat de (ongeveer) 3.600 melders potentieel als belanghebbende zouden kunnen worden aangemerkt. Noch de administratie, noch het gerechtsgebouw, noch de voorzieningenrechter echter zijn toegerust om in een procedure 3.600 belanghebbende te betrekken. De voorzieningenrechter heeft daarom in een regiezitting van 12 maart 2020 met verweerder afgesproken dat hij het bestreden besluit zou splitsen en een besluit op bezwaar met ongeveer tien meldingen uit ruwweg het noorden van het land en een besluit op bezwaar voor de overige 3600 meldingen. Dat heeft de minister bij besluit van 1 april 2020 gedaan.
Partijen in staat gesteld om zo snel mogelijk uitspraak RvS te verkrijgen
De tien melders zijn vervolgens door de voorzieningenrechter als belanghebbende aangemerkt en als derde partij in de procedure betrokken zodat het principiële punt of de locatiegegevens als emissiegegevens openbaar gemaakt moeten worden op een goede wijze zou kunnen worden beslist. De voorzieningenrechter heeft vervolgens op 30 juni 2020 het verzoek van de MOB behandeld en op 3 juli 2020 uitspraak gedaan mede in het bodemgeschil om partijen in de gelegenheid te stellen zo snel mogelijk een einduitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRvS) te verkrijgen (uitspraak van 27 januari 2021, ECLI:NL:RVS:2021:153).
Conclusie voorzieningenrechter 3 juli 2020
De voorzieningenrechter is bij zijn uitspraak op grond van artikel 10 van de Wob tot de conclusie gekomen dat de informatie over de emissie en stikstof onvolledig is zonder de informatie over de plaats van de bron waar die stikstof wordt uitgestoten. Daarom maken de locatiegegevens logischerwijs deel uit van de emissiegegevens en zijn die locatiegegevens noodzakelijk om een effectieve publieke controle op die emissies mogelijk te maken. Ook is de voorzieningenrechter tot de conclusie gekomen dat er onvoldoende algemene of specifieke aanwijzingen zijn die de conclusie zouden kunnen rechtvaardigen dat de veiligheid en de dreiging van sabotage aan de openbaarmaking in de weg zouden staan. De voorzieningenrechter heeft daarom de minister opgedragen de locatiegegevens openbaar te maken.
Hoger beroep minister en LTO Noord
De minister en LTO Noord zijn tegen deze uitspraak in hoger beroep gegaan. De AbRvS heeft de uitspraak van de voorzieningenrechter integraal bevestigd. Daarmee was de procedure ten aanzien van deze tien belanghebbenden beëindigd en de principiële vraag in hoogste instantie beantwoord.
Aanvullende gronden MOB
De minister heeft daarop haar belofte in zekere zin gestand gedaan door op 4 maart 2021 alsnog tot hernieuwde openbaarmaking over te gaan maar nu met inbegrip van locatiegegevens. De minister heeft echter onder verwijzing naar de uitspraak van de voorzieningenrechter geweigerd om de bedrijfsadresgegevens openbaar te maken en slechts volstaan met coördinaten en kaartjes zoals die in de meldingen zijn opgenomen. Het verzoek van de MOB zag daarmee van rechtswege ook op dit nieuwe besluit op bezwaar en de MOB heeft daar dan ook aanvullende gronden tegen in gediend.
Besluit minister richting overgebleven (ongeveer) 3600 belanghebbenden
De minister heeft het besluit van 4 maart 2021 toegestuurd naar de overgebleven (ongeveer) 3600 belanghebbenden en hen erop gewezen dat zij tegen dit besluit beroep konden indienen en een voorlopige voorziening konden vragen bij de rechtbank. Aldus was er geen noodzaak meer om deze melders als derde belanghebbenden in de procedure van de MOB te betrekken.
Naar aanleiding van besluit zes beroepen en voorlopige voorzieningen
Uiteindelijk zijn er in het hele land in totaal zes beroepen ingesteld en voorlopige voorzieningen gevraagd die naar de rechtbank Noord-Nederland zijn verwezen en op 16 juni 2021 door de voorzieningenrechter ter zitting zijn behandeld. Ten aanzien van één verzoeker heeft de MOB het verzoek tot openbaarmaking ter zitting ingetrokken en heeft de voorzieningenrechter het besluit van 4 maart 2021 vernietigd alleen voor zover het ziet op de melding van één andere verzoekster. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter , op 25 juni 2021, heeft de minister ten aanzien van deze verzoekster ontoereikend gemotiveerd waarom er geen sprake was van (een dreiging van) onveiligheid of sabotage. De overige beroepen heeft de voorzieningenrechter ongegrond verklaard.
Conclusie voorzieningenrechter 25 juni 2021
De voorzieningenrechter heeft op dezelfde dag ook het verzoek van de MOB verder behandeld. De voorzieningenrechter is tot de conclusie gekomen dat zowel uit de uitspraak van de voorzieningenrechter (impliciet) als uit de uitspraak van de AbRvS (expliciet) duidelijk blijkt dat onder de locatiegegevens ook de bedrijfsadresgegevens moeten worden begrepen met uitzondering van die adresgegevens die niet tevens de locatie betreffen van waaruit de uitstoot van de stikstof plaatsvindt. De voorzieningenrechter heeft de minister op gedragen om alsnog binnen drie weken ook de bedrijfsadresgegevens openbaar te maken tenzij het een adres betreft dat niet tevens betrekking heeft op de locatie van waaruit de emissie van stikstof plaatsvindt. Omdat de voorzieningenrechter er niet op voorhand van overtuigd is dat de minister getrouw uitvoering zal geven aan de uitspraak van de voorzieningenrechter is de voorzieningenrechter overgegaan tot de ongebruikelijke stap om aan de naleving van de uitspraak een dwangsom te verbinden van 36.000 euro ineens indien na drie weken nog niet alle bedrijfsadressen openbaar gemaakt zijn en verder daarna 1 euro per dag per melding dat de minister in gebreke blijft met een maximum van wederom 36.000 euro.
Bijzonderheid procedure: veehouders namen anoniem deel
Met deze uitspraak is het verzoek tot voorlopige voorziening zoals dat op 10 januari 2020 is gedaan uiteindelijk afgehandeld en hebben alle 3.600 belanghebbenden de mogelijkheid gekregen om hun bezwaren tegen de openbaarmaking van de locatiegegevens aan de voorzieningenrechter voor te leggen. Bijzonderheid in deze procedures was dat de veehouders die aan deze procedures hebben deelgenomen, anoniem hebben geprocedeerd. Hun naam en adresgegevens waren slechts bij de rechtbank en verweerder bekend. De voorzieningenrechter heeft naar aanleiding van de gronden van de MOB erkend dat dit op gespannen voet staat met artikel 6 van het EVRM maar dat gegeven de aard van de procedure, waarin de openbaarheid van juist die gegevens centraal staat, het niet anders kan.