Laden...

Vrijspraak van seksueel binnendringen bij onmachtige vrouw in horecagelegenheid Groningen

Dit is een afdruk van een pagina op Rechtspraak.nl. Kijk voor de meest actuele informatie op Rechtspraak.nl (http://www.rechtspraak.nl). Deze pagina is geprint op 01-01-1970.

Skip Navigation LinksRechtbank Noord-Nederland > Nieuws > Vrijspraak van seksueel binnendringen bij onmachtige vrouw in horecagelegenheid Groningen
Groningen, 12 oktober 2018

De Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, heeft een verdachte en twee medeverdachten vrijgesproken van het medeplegen van seksueel binnendringen bij iemand die in een staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde.

Verminderd bewustzijn en bewusteloosheid niet vastgesteld

Verdachte en de medeverdachten, werkzaam als barmannen in de horecagelegenheid die aangeefster op 25 augustus 2016 bezocht, hebben die nacht na sluitingstijd seksuele handelingen met aangeefster verricht. De rechtbank is van oordeel dat niet is komen vast te staan dat aangeefster tijdens die handelingen verkeerde in een staat van bewusteloosheid of lichamelijke onmacht. De rechtbank acht evenmin bewezen dat bij aangeefster sprake was van een situatie van verminderd bewustzijn, zoals omschreven in artikel 243 van het Wetboek van Strafrecht.

Bewijs ontbreekt

De rechtbank heeft zich bij haar oordeel gebaseerd op hetgeen over deze staat is omschreven in de wetsgeschiedenis. De rechtbank heeft in aanmerking genomen dat objectief bewijs in de vorm van een adem- of bloedonderzoek naar het drugs- en/of alcoholgehalte bij aangeefster ontbreekt, dat er wisselend is verklaard over de staat waarin zij verkeerde en dat de beschikbare camerabeelden van de situatie direct voor en direct na de seksuele handelingen en diverse verklaringen geen aanleiding geven om te veronderstellen dat er op die momenten sprake was van een toestand van verminderd bewustzijn. Ander concreet, de aangifte ondersteunend bewijs voor het bestaan van een dergelijke toestand ontbreekt.

Vrijspraak

Aldus acht de rechtbank niet bewezen dat aangeefster, die weliswaar onder invloed van alcohol en drugs verkeerde, in een zodanige staat van verminderd bewustzijn verkeerde dat zij in onvoldoende mate haar wil kon bepalen omtrent het verrichten en dulden van seksuele handelingen of dat zij geen weerstand kon bieden aan de seksuele verlangens van verdachte en de medeverdachten.

Uitspraken