Verdachte en de medeverdachten, werkzaam als barmannen in de horecagelegenheid die aangeefster op 25 augustus 2016 bezocht, hebben die nacht na sluitingstijd seksuele handelingen met aangeefster verricht. De rechtbank is van oordeel dat niet is komen vast te staan dat aangeefster tijdens die handelingen verkeerde in een staat van bewusteloosheid of lichamelijke onmacht. De rechtbank acht evenmin bewezen dat bij aangeefster sprake was van een situatie van verminderd bewustzijn, zoals omschreven in artikel 243 van het Wetboek van Strafrecht.