De vrouw opende kort voor het overlijden van haar vader in september 2012 een gezamenlijke rekening. Enkele dagen na het overlijden van vader werd zijn spaargeld van ruim 72.000 op deze rekening gestort, waarna de vrouw dit bedrag contant opnam en, volgens haar eigen verklaring, in de kist legde waarin haar vader de volgende dag werd gecremeerd. De broer van de vrouw, die samen met haar enig erfgenaam was in de nalatenschap van hun overleden vader, werd hier buiten gehouden en wist van niks.
Volgens het Openbaar Ministerie maakte de vrouw zich hiermee schuldig aan diefstal van de ruim 72.000 euro. De rechtbank oordeelt dat zij als erfgenaam gerechtigd was het geld op te nemen en onder zich te houden voor de afwikkeling van de boedel. Ze wordt daarom vrijgesproken van diefstal. Wel wordt de vrouw veroordeeld voor verduistering. Ze eigende zich het geld dat zij als erfgenaam beheerde namelijk toe door als heer en meester over dat geld te beschikken toen zij dat geld volgens eigen verklaring voorafgaand aan de crematie in de kist legde.
Naast een taakstraf moet de vrouw ook een schadevergoeding aan haar broer betalen omdat hij als erfgenaam door het handelen van de vrouw zijn aandeel in het verduisterde bedrag is misgelopen.
De rechtbank legt dezelfde straf op als de officier van justitie eiste. Bij het bepalen van de straf houdt de rechtbank er onder meer rekening mee dat de vrouw misbruik maakte van de vertrouwenspositie waarin haar vader haar had geplaatst waardoor de belangen van haar broer aanzienlijk zijn geschaad.