De gemeente Oss verleende in september 2019 een vergunning aan een Eindhovense ontwikkelaar voor de bouw van 45 appartementen. Een aantal omwonenden maakte hiertegen bezwaar en verzocht de rechter een voorlopige voorziening te treffen. Op 3 april jl. verklaarde de gemeente dit bezwaar ongegrond. De omwonenden stelden daar beroep tegen in, die zaak wordt behandeld tijdens een zogeheten bodemprocedure. De spoedzaak werd op 9 april jl. vanwege corona online besproken.

Volgens de gemeente past de bouw van de appartementen binnen het bestemmingsplan. Er zouden kort gezegd geen redenen zijn om de vergunning te weigeren. De omwonenden stellen dat het bouwplan wel degelijk in strijd is met het bestemmingsplan, omdat niet zou worden voldaan aan de daarin vastgelegde parkeernorm. Volgens de omwonenden mag voor het bouwplan namelijk geen gebruik worden gemaakt van een bestaande parkeergarage. Dit is door de gemeente wel zo berekend. Omdat daardoor niet aan de parkeernorm kan worden voldaan, zijn de omwonenden tegen de bouw van de appartementen omdat zij vrezen voor parkeeroverlast in de omgeving.

De omwonenden vragen de voorzieningenrechter eigenlijk om een definitief oordeel te geven over de rechtmatigheid van de verleende vergunning. De vraag is namelijk of de gemeente terecht de parkeerplaatsen in de bestaande parkeergarage mocht meerekenen. De procedure bij de voorzieningenrechter leent zich hier niet voor. Daarnaast neemt de bouw van de appartementen nog 1,5 jaar in beslag. Pas als de woningen zijn opgeleverd aan de nieuwe bewoners ontstaat er behoefte aan de parkeerplaatsen. De gevreesde overlast zal zich pas op dat moment gaan voordoen. De voorzieningenrechter ziet in dit geval geen onomkeerbare gevolgen voordat door de rechtbank uitspraak is gedaan in de bodemzaak. Dit zal naar verwachting in de tweede helft van 2020 gebeuren. De rechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening te treffen daarom af.