De man had voor doodslag op zijn moeder ook al tbs met dwangverpleging opgelegd gekregen, maar was nog niet aan dat tbs-traject begonnen. Hij moest namelijk eerst de celstraf uitzitten voor dat delict. Tijdens die detentie stak hij de medewerkster met als doel haar om het leven te brengen. Dit deed hij volgens de rechtbank met voorbedachten rade. De man scherpte de tandenborstel op de dag van het incident doelbewust aan en wachtte een moment af tot de medewerkster dichtbij hem was. Daarom is er sprake van een poging tot moord.
Bij het bepalen van de straf weegt de rechtbank mee dat de verdachte blijk gaf van een volkomen gebrek aan respect voor het leven van een ander. Voor de vrouw heeft deze aanslag tot op heden enorme gevolgen voor haar werk en persoonlijke leven. De rechtbank rekent dit de verdachte heel zwaar aan. Anderzijds houdt de rechtbank er rekening mee dat de man verminderd toerekeningsvatbaar was. Volgens deskundigen was er in 2014, toen hij werd onderzocht voor de doodslag op zijn moeder, sprake van een persoonlijkheidsstoornis en zijn er momenteel diverse risicofactoren aanwezig die de kans op herhaling vergroten.
De rechtbank onderkent dat een gevangenisstraf van 7 jaar, zoals de officier van justitie eiste, uit het oogpunt van vergelding, generale preventie en genoegdoening voor het slachtoffer op zichzelf een passende sanctie zou zijn in deze zaak. In dit geval oordeelt de rechtbank echter dat het noodzakelijk is om naast een celstraf een maatregel van tbs met dwangverpleging op te leggen. De rechtbank verwacht daarbij dat deze maatregel een zeer lange duur zal hebben. Bovendien is het gelet op de problematiek van de verdachte en het voorkomen van herhaling van groot belang dat relatief snel met behandeling van de man kan worden begonnen.