Volgens de rechtbank was er sprake van een grote inbreuk op de grondrechten en de autonomie van het slachtoffer. Ongeveer vijftien maanden lang verrijkte de man zich met het geld dat het slachtoffer verdiende in de prostitutie. Daarmee bekostigde de man zijn gokverslaving. Het slachtoffer was afhankelijk van de man voor onderdak en verkeerde in een kwetsbare positie, waar de man schaamteloos misbruik van maakte. Zo wist hij onder meer dat de vrouw een getroebleerd verleden had, dat zij geen onderdak had en dat zij in het verleden (seksueel) was misbruikt. Het slachtoffer moest lange dagen maken en vaak dagen achtereen doorwerken, ook als zij aangaf pijn te hebben.