De eigenaar stelt dat de last onder dwangsom onterecht is opgelegd omdat het kort gezegd niet strafbaar zou zijn om de recreatiewoning te “laten gebruiken”. Er zou volgens de man in de wet alleen iets staan over het “gebruiken” van zo’n verblijf. De rechtbank kan dit verweer niet beoordelen omdat de last onder dwangsom inmiddels onherroepelijk is, de man had hiervoor in 2017 naar de rechter moeten gaan. Ook is er geen sprake van een uitzondering.
Verder voert de eigenaar aan dat de gemeente niet heeft aangetoond dat de vrouw permanent in het vakantiehuis woonde. En als dit wel zo zou zijn, kan hem dat niet worden verweten. In de huurovereenkomst is volgens hem duidelijk aangegeven dat zij het vakantiehuis alleen voor recreatieve doeleinden mocht gebruiken. Ook stelt hij regelmatig te hebben gecontroleerd en niet te hebben waargenomen dat sprake was van permanente bewoning.
De gemeente stelt dat de vrouw bij een controle in januari 2019 tegen de controleurs heeft gezegd dat zij vanwege een scheiding en faillissement vanaf 1 december 2018 in het vakantiehuis woonde. En dat ze niet bij haar zus verbleef, zoals ze tegen de eigenaar zou hebben gezegd. Bovendien vindt de gemeente dat de man niet heeft aangetoond dat hij zelf controles heeft uitgevoerd. Hij is verantwoordelijk om ervoor te zorgen dat alleen sprake is van recreatief gebruik.