De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) kende in juli 2008 een subsidie toe voor een project van de stichting. Een accountant van de stichting gaf daarvoor in november 2012 de benodigde goedkeuringsverklaring af, maar trok die in juli 2014 weer in. Omdat daardoor niet meer werd voldaan aan de subsidievoorwaarden, vorderde de minister de uitbetaalde subsidie van 206.833 euro van de stichting terug. In juni 2015 probeerden de 3 bestuursleden van de stichting dit bedrag te verhalen op de voormalig voorzitter omdat hij zijn taak als bestuurder niet behoorlijk zou hebben vervuld. Ook stelt de stichting dat de man onrechtmatig zou hebben gehandeld. De rechter oordeelde toen dat de bestuurders niet op eigen naam een vordering konden indienen. ECLI:NL:RBOBR:2015:3334
De bestuurders brachten onlangs de zaak aan op naam van de stichting. De voormalig voorzitter diende daarop een eigen vordering in om oud-ministers Plasterk, zijn opvolger Van Bijsterveldt-Vliegenthart en de Staat der Nederlanden in de zaak te betrekken. Volgens de ex-voorzitter hebben zij namelijk onrechtmatig tegen hem gehandeld omdat hij steeds heeft gehandeld met toestemming van het ministerie van OCW.
De rechtbank oordeelt dat er geen grond bestaat voor oproeping in vrijwaring van de Staat en de voormalig ministers. Het verwijt van de ex-voorzitter moet volgens de rechtbank in de hoofdzaak worden beoordeeld. Als namelijk blijkt dat hij gelijk heeft, heeft dat gevolgen voor de beantwoording van de vraag in de hoofdzaak: of hem persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt over de manier waarop met de subsidiegelden en de verantwoording daarvan is omgesprongen. En als blijkt dat hij geen gelijk heeft dan is er ook geen grond om de oud-minister, zijn opvolger en de Staat der Nederlanden aan te spreken.
De hoofdzaak gaat op 27 juni 2016 verder. De ex-voorzitter moet zich dan schriftelijk verweren tegen het verwijt dat de stichting hem maakt.