De rechtbank beschouwt beide jongemannen als verminderd toerekeningsvatbaar. Ook wordt bij beide verdachten het adolescentenstrafrecht toegepast. Volgens de psycholoog en psychiater is bij de Eindhovenaar sprake van een gebrekkige stoornis van de geestvermogens. De rechtbank vindt het voor de veiligheid van anderen noodzakelijk dat de verdachte zich laat behandelen voor zijn problematiek. Hij krijgt naast 271 dagen jeugddetentie een voorwaardelijke PIJ-maatregel (plaatsing in een inrichting voor jeugdigen). Als hij zich niet aan de voorwaarden houdt, kan de verdachte alsnog deze “jeugd tbs" worden opgelegd. De voorwaarden zijn onder meer een meldplicht bij de reclassering en meewerken aan een klinische opname in een zorginstelling.
Bij de jongeman uit Gemert is sprake van een gedragsstoornis. Hij krijgt 180 dagen jeugddetentie. De rechtbank legt daarvan 61 dagen voorwaardelijk op als waarschuwing, om te voorkomen dat de verdachte opnieuw de fout ingaat. Daarnaast krijgt ook deze verdachte een meldplicht bij de reclassering, moet hij meewerken aan een ambulante behandeling en aan gedragstherapie.
De zaak van de jongste broer zal later dit jaar inhoudelijk worden behandeld.