Laden...

Ossenaar mag standplaats woonwagen overleden moeder blijven huren

Dit is een afdruk van een pagina op Rechtspraak.nl. Kijk voor de meest actuele informatie op Rechtspraak.nl (http://www.rechtspraak.nl). Deze pagina is geprint op 01-01-1970.

Skip Navigation LinksRechtbank Oost-Brabant > Nieuws > Ossenaar mag standplaats woonwagen overleden moeder blijven huren
's-Hertogenbosch, 14 januari 2016

De gemeente Oss moet de huurovereenkomst van een overleden vrouw voor een standplaats van een woonwagen voortzetten met haar zoon. Dit besliste de rechtbank Oost-Brabant vandaag.

De vrouw huurde sinds 1 mei 1992 een standplaats voor haar woonwagen van de gemeente Oss. Nadat de vrouw op 13 september 2014 overleed, liet de gemeente aan de erven weten dat de vrijgekomen standplaats niet meer opnieuw zal worden verhuurd en dat ook met eventuele erven geen nieuwe huurrelatie wordt aangegaan. Verder gaf de gemeente aan dat de huurovereenkomst per 1 december 2014 zou worden beëindigd en dat de standplaats uiterlijk die dag ontruimd zou moeten zijn.
De zoon van de overleden vrouw stapte daarop naar de rechter. Hij wilde dat de rechtbank zou bepalen dat de huurovereenkomst tussen zijn moeder en de gemeente door hem kan worden voortgezet, omdat sprake was van een duurzame gemeenschappelijke huishouding met zijn moeder. Hiermee zou hij voldoen aan de wettelijke vereisten om de overeenkomst voort te zetten. Volgens de gemeente was er geen sprake van een duurzame huishouding, want volgens haar was er geen intentie om lang samen te wonen. Toen de man voor zijn moeder ging zorgen, had zij een verslechterende gezondheid en konden ze volgens de gemeente weten dat ze niet duurzaam zouden gaan samenleven. Bovendien, zo stelde de gemeente, was de man pas sinds 22 september 2014 ingeschreven op het adres.

Beslissing

De kantonrechter oordeelt dat de man voldoende heeft onderbouwd dat de woonwagen van zijn moeder al voordat hij zich had ingeschreven zijn hoofdverblijf was. Hij toonde dit aan met tien verklaringen van buurtbewoners, die stellen dat hij sinds augustus 2013 bij zijn moeder woonde om voor haar te zorgen. Dat hij pas later op dit adres is ingeschreven, doet daar volgens de rechter niets aan af.
Verder oordeelt de rechter dat de man en zijn moeder wel degelijk de intentie hadden om duurzaam samen te wonen. Uit een verklaring van de huisarts blijkt dat de vrouw plotseling ernstig ziek werd en na een kort ziekbed overleed. Dit hebben zij in augustus 2013 niet kunnen voorzien. Daarnaast verklaarde de man dat hij altijd in een woonwagen heeft willen blijven wonen, maar na zijn trouwen geen standplaats kon vinden en dus in een huurwoning vlakbij zijn moeder is gaan wonen. Nadat de vriend van de vrouw vertrok, ging de man met zijn kinderen bij zijn moeder wonen.
Tot slot oordeelt de rechter dat sprake is van een gemeenschappelijke huishouding. De moeder en zoon aten samen, brachten samen de avonden door, de vrouw haalde de kinderen van haar zoon op en verzorgde ze als hij aan het werk was en andersom verzorgde de man zijn moeder waar nodig vanwege haar hernia. Bovendien nam de moeder de huur voor haar rekening en de man de overige huishoudelijke lasten zoals boodschappen en onderhoud van de woonwagen.
Dit alles maakt dat de man inderdaad een duurzame gemeenschappelijke huishouding had met zijn moeder en daarmee voldoet aan de eisen die de wet stelt om de huurovereenkomst voort te zetten.

Uitspraken