Laden...

Politieman onterecht ontslagen voor vermeende bedreiging tijdens verkeersruzie

Dit is een afdruk van een pagina op Rechtspraak.nl. Kijk voor de meest actuele informatie op Rechtspraak.nl (http://www.rechtspraak.nl). Deze pagina is geprint op 01-01-1970.

Skip Navigation LinksRechtbank Oost-Brabant > Nieuws > Politieman onterecht ontslagen voor vermeende bedreiging tijdens verkeersruzie
's-Hertogenbosch, 28 juni 2016

De korpschef van politie heeft onterecht een politieagent (korps Midden-Nederland) ontslagen vanwege ernstig plichtsverzuim. Dit besliste de rechtbank Oost-Brabant vandaag.

De agent achtervolgde in mei 2014 een verdachte en kwam op enig moment bijna in botsing met een scooterrijder. Er ontstond een woordenwisseling, waarbij de agent een vuurwapen trok. De scooterrijder deed later aangifte van bedreiging, omdat de agent zijn dienstwapen tegen het hoofd van de scooterrijder zou hebben gehouden. In afwachting van de resultaten van een disciplinair en strafrechtelijk onderzoek, stelde de korpschef van de politie de agent buiten functie.

De agent sprak in eerste instantie tegen dat hij het wapen op de scooterrijder had gericht, maar kwam hier later op terug. Hij verklaarde dat hij zich bedreigd had gevoeld en dacht dat de scooterrijder hem ging aanvallen, omdat deze ‘kom maar op’ riep en iets uit de buddyseat van zijn scooter pakte. De agent erkende daarom zijn dienstwapen te hebben getrokken en op de man te hebben gericht. De agent bleef er wel bij dat hij zijn wapen niet tegen het hoofd van de scooterrijder heeft gehouden. De rechtbank Midden-Nederland veroordeelde de agent in mei vorig jaar voor bedreiging. In hoger beroep werd hij door het gerechtshof vrijgesproken. Het hof oordeelt dat het niet onaannemelijk is dat de agent zich bedreigd voelde en zijn dienstwapen trok om de scooterrijder aan te houden.

De korpschef besloot in november 2014 om de agent te ontslaan vanwege ernstig plichtsverzuim. Nadat de korpschef het bezwaar van de agent tegen zijn ontslag in februari van dit jaar ongegrond verklaarde, stapte de agent naar de bestuursrechter. Ondanks de vrijspraak door het hof, handhaafde de korpschef zijn standpunt dat sprake is van ernstig plichtsverzuim. Volgens de korpschef had de agent het vuurwapen niet op de scooterrijder mogen richten, omdat het niet om een dreigende situatie ging en er dus geen zogenaamd dienstdoel of andere noodzaak was om het wapen te richten. Zijn standpunt dat het niet om een dreigende situatie ging, baseert de korpschef op het feit dat de agent wisselend heeft verklaard over het incident.

Oordeel bestuursrechter

De bestuursrechter sluit zich aan bij de conclusie van het hof dat niet onaannemelijk is dat de agent zich door het handelen van de scooterrijder bedreigd voelde, zich ook redelijkerwijs bedreigd kon voelen en hij daarom gebruikmaakte van zijn dienstwapen om de scooterrijder aan te houden. Alleen het feit dat de agent wisselende verklaringen aflegde over het gebruik van zijn wapen, overtuigt de rechtbank niet dat hij zonder dienstdoel of andere noodzaak zijn wapen op de scooterrijder heeft gericht. Bovendien erkende de korpschef dat als de agent zich wél bedreigd voelde, geen sprake is van plichtsverzuim. De rechtbank oordeelt dat onvoldoende aannemelijk is dat de agent zich schuldig heeft gemaakt aan plichtsverzuim en dus had de korpschef hem niet mogen ontslaan.

Uitspraken