Volgens de verdediging moet de verdachte geen straf krijgen, omdat er sprake zou zijn van noodweer. De rechtbank oordeelt dat er inderdaad sprake was van een situatie waarin de verdachte werd bedreigd en in gevaar was. Hij mocht zich dan ook verdedigen. De verdachte koos er echter voor met een dodelijk wapen gericht te schieten op een ongewapende tegenstander; dat is disproportioneel gebruik van geweld.
De rechtbank kan niet vaststellen hoe en wanneer het tweede schot precies is gelost. Maar duidelijk is dat de verdachte de levensgevaarlijke situatie zelf veroorzaakte door met een doorgeladen wapen in gevecht te raken. Hij koos er doelbewust voor met het wapen op pad te gaan en dit vervolgens ook daadwerkelijk tevoorschijn te halen, door te laden en terug te keren naar de man die hij moest beschermen. Al bij het eerste schot bestond de aanmerkelijke kans dat het slachtoffer dodelijk geraakt zou worden. Dat het slachtoffer vervolgens op de verdachte sprong, was volgens de rechtbank te voorzien. Het slachtoffer probeerde immers het directe gevaar te elimineren. Op dat moment had de verdachte het vuurwapen nog in zijn hand en de vinger nog op de trekker van het doorgeladen wapen. Onder deze omstandigheden is ook sprake van een aanmerkelijke kans dat het wapen tijdens de worsteling nogmaals zou afgaan en het slachtoffer dodelijk zou worden geraakt.
Daarbij speelt mee dat de verdachte geen argeloze, onvoorbereide en ongewapende burger was die plotseling wordt aangevallen en dan maar een wapen grijpt dat toevallig binnen handbereik is. Hij was doelbewust aanwezig om een man en zijn gezin te beschermen en had zich daarvoor gewapend met een geladen vuurwapen. Door hiermee in te stemmen, accepteerde de verdachte dat hij in risicovolle, gewelddadige en stressvolle situaties zou kunnen belanden. Gelet hierop geldt een strengere maatstaf voor de proportionaliteitseis dan voor de gemiddelde, argeloze burger die onverwacht wordt aangevallen.