De Eindhovenaar had naar eigen zeggen in mei 2009 een tip gehad dat er in het chalet geld te halen zou zijn. Een week later ging hij samen met de tipgever op verkenning. Vervolgens besprak de Eindhovenaar de tip met de 25-jarige verdachte (zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats) en een derde verdachte en besloten ze de overval op 12 mei van dat jaar te plegen. De Eindhovenaar had de leiding; hij haalde zijn medeverdachten op met een geleende auto en maakte vooraf een dreigbrief die tijdens de overval aan de bewoners werd getoond. Ook nam hij een balletjespistool mee en vroeg een van de anderen een luchtdrukpistool mee te nemen. Op basis van het dossier oordeelt de rechtbank dat de leider buiten het chalet op de uitkijk bleef staan. De medeverdachten belden aan en zetten direct een pistool op het hoofd van de bewoonster toen zij opendeed. Vervolgens drongen ze het chalet binnen, dwongen de vrouw en haar vriend in de woonkamer op de grond en bonden de slachtoffers met tape vast. De verdachten doorzochten het hele chalet en haalden daarbij alles overhoop. Intussen werden de bewoners onder schot gehouden, geschopt en geslagen. De verdachten gingen er uiteindelijk vandoor met onder meer 2 laptops, enkele telefoons en een horloge.
In deze zaak stond nog een vierde verdachte (een man van 29 jaar uit Eindhoven) terecht. Hij zou de auto hebben bestuurd. Net als de officier van justitie vindt de rechtbank dat er onvoldoende bewijs is dat hij betrokken is geweest bij de overval.
De rechtbank heeft een andere medeverdachte in 2013 veroordeeld voor verboden vuurwapenbezit en heling van de gestolen goederen. Voor zijn betrokkenheid bij de overval was geen bewijs. In 2017 is hij opnieuw aangehouden en wilde het OM hem vervolgen voor verkrachting. De rechtbank besliste in december dat het volgens de wet niet mogelijk is om iemand voor hetzelfde feit opnieuw voor de strafrechter te brengen.